Ree (dier): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Versie 56448817 van 2A02:A446:619E:1:2D67:EC63:B069:E8DC (overleg) ongedaan gemaakt
Label: Ongedaan maken
k red. en typo's
Regel 25:
Het volwassen mannetje, de reebok, heeft een eenvoudig [[gewei]], bestaande uit meestal twee tot drie punten (enden). Reebokken met vier tot vijf punten zijn uitzonderingen. Het gewei is meestal ongeveer 25 centimeter lang. Elk jaar tussen oktober en januari groeit er weer een nieuw gewei en valt daarom het oude gewei af. Het gewei groeit onder een basthuid die als het gewei tussen maart en juni volgroeid is, los raakt en wordt afgeschuurd. Een enkele keer komen ook reegeiten met een gewei voor.
 
Wanneer het gewei nog geen vertakkingen vertoont noemt men die reebok of dat gewei een spitser. Een [[Gaffel (biologie)|gaffel]] heeft één vertakking; dit komt veel voor bij een leeftijd van rond de twee jaar. Het aantal vertakkingen is geen indicatie van de leeftijd: ook een reebok van één jaar, jaarling, kan al een gaffelgewei of een gewei met zes punten hebben. Dit is afhankelijk van de conditie waarin de reebok verkeert. Als deze erg slecht is groeiengroeit er slechts een kleine spitser. Zo'n ree noemt men ook wel knopbok. Oudere reebokken hebben meestal een gewei met twee keer drie punten, een zesender. Op latere leeftijd kan een reebok weer een vertakkingsloos gewei krijgen.
 
De ree heeft een [[kop-romplengte]] van 95 tot 140 centimeter, een [[lichaamsgewicht]] van 16 tot 35 kilogram en een [[schofthoogte]] tussen de 60 en de 90 centimeter.
Regel 34:
De ree is voornamelijk in de vroege morgen en late avond actief. In de zomer betekent dit dat we het dier in de schemering kunnen zien. Van september tot april zijn de dieren daardoor voornamelijk 's nachts actief. Van mei tot augustus zijn de dieren overigens ook overdag wel te zien, vooral in gebieden waar zij niet worden verstoord.
 
Reeën leven over het algemeen [[Solitair (eenling)|solitair]]. Maar beide geslachten leven in hetzelfde leefgebied/[[habitatHabitat|leefgebied]]. De sterkste reeën ontstaan waar de leefomstandigheden het gunstigst zijn. Binnen dat gebied beschermt elke reebok de beste leefomgeving. Het mannetje houdt zijn gebied vrij van concurrenten. Zo ontstaat een [[territorium (dieren)|territorium]] en een duidelijke [[hiërarchie]] tussen de reebokken. De territoria van mannetjes overlappen elkaar niet. Zo krijgen de sterkste reebokken ook hun grootste gewei. Soms betekent dit, dat een naar oppervlakte klein territorium, toch heel sterke reeën kan herbergen. De grenzen van een territorium worden dus bepaald door de levensomstandigheden die op enig moment beschikbaar zijn en de oppervlakte die beschermd wordt.
Reegeiten zoeken op een soortgelijke manier de beste plek om hun jongen te krijgen. De plaatsen waar de vrouwtjes hun kalveren hebben overlappen in het algemeen elkaar niet. In de paartijd (reeën-bronst) zoeken de vrouwtjes die plek op waar de meeste reebokken aanwezig zijn. Daarbij leggen zij, voor reeën, soms forse afstanden af tot zo'n vier kilometer. Normaal leven zij in een gebied van slechts één vierkante kilometer.
 
In de winter, als de beschutting voor de dieren minder wordt, gaan reeën in groepen leven. Dat gebeurt mogelijk, omdat ze energie moeten besparen vanwege de voedselschaarste. Of doordat de dieren, door voedselschaarste, vaker hun eigen territorium moeten verlaten om voedsel te vinden. Zo'n groep reeën wordt een sprong genoemd. Ze kunnen dan sprongen vormen tot wel dertig dieren.
 
De ree wordt maximaal twintig jaar oud, maar de meeste dieren worden in het wild slechts zeven of acht jaar oud. Vrouwtjes worden iets ouder dan mannetjes.
Regel 48:
Driekwart van alle worpen zijn tweelingen, maar ook eenlingen en drielingen komen voor. Het jong is bij de geboorte 1,3 tot 2,3 kilogram zwaar en heeft een bruinig zwarte vacht met rijen witte vlekken over de rug en de flanken. Op de bovenlip loopt een duidelijke zwarte snor. Na zes weken vervagen de vlekken en in oktober zijn de vlekken verdwenen. De zoogtijd duurt zes tot tien weken. Jonge kalveren worden zo'n zes tot tien keer per dag enkele minuten gezoogd, oudere kalveren slechts twee tot drie keer per dag. De rest van de tijd zijn de kalveren alleen. De tweelingen liggen de rest van de dag tot zo'n twintig meter uit elkaar op een beschutte plaats.
 
Het jong blijft bij de moeder tot de volgende worp, waarna het wordt afgestoten. Meestal zijn dieren na veertien maanden [[geslachtsrijp]], maar indien de reekalveren in oktober -november een bepaald gewicht hebben bereikt kan een nabronst optreden. Dan zijn de dieren dus al na vier maanden geslachtsrijp waren.
 
== Natuurlijke vijanden ==
Regel 75:
Soms is het nodig een dier te schieten als het ziek of gewond is of omdat de ree een gevaar vormt voor de samenleving. Dit laatste komt bij een hoge dichtheid steeds vaker voor omdat het zich van nature snel aanpast en dus een [[cultuurvolger]] kan worden.
 
Zowel in Nederland als in België geven jagers, na tellingen, bij de [[WBE]] (wildbeheereenheid) aan hoeveel reeën er zich in hun [[jachtrevier]]/jachtveld bevinden. Op basis daarvan vragen zij afschot aan. De lokale overheid/beherende instantie analyseert de verkregen informatie en bepaaldbepaalt of en zo ja hoeveel [[Afschot (wild)|afschot]] wordt toegelaten.
 
Het toezicht op het wel of niet geoorloofd doden van reeën wordt in beide landen ondersteund door het aanbrengen van kenmerken aan het gedode ree. Aan die kenmerken is informatie gekoppeld over het afschot en het ree (toen het nog leefde en bij het verwerken van het lichaam). Zo worden er in België [[reeband]]en uitgereikt en in Nederland wildmerken (reewildloodjes) en wildhygiënekaarten. Deze worden na het doden van het ree zoals voorgeschreven aan het ree bevestigd en kunnen, eenmaal vastgemaakt, niet meer losgemaakt worden.