Natuurwaarde: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 9:
 
* Kwaliteit van het ecosysteem: een criterium is de mate van "vervangbaarheid" van de [[levensgemeenschap]] en het [[biotoop]]. Vervangbaarheid slaat op de tijd die nodig is geweest of zou zijn voor de ontwikkeling van een vergelijkbaar goed ontwikkelde levensgemeenschap of ecosysteem en kan een maat vormen voor de natuurwaarde. Dit kan voor een deel worden bepaald door de actuele situatie te vergelijken met de [[potentieel natuurlijke vegetatie]] onder dezelfde [[abiotische factor|abiotische milieufactor]]en. Bij de potentiële vegetatie kan het gaan om een vegetatie die pas na lange tijd ontstaan (soms eeuwen) is en dan min of meer in dezelfde toestand blijft bestaan, ook wel aangeduid als [[climaxvegetatie]]. Sommige climaxvegetaties zijn als ze eenmaal zijn verdwenen moeilijk meer in oorspronkelijke kwaliteit te herstellen omdat de omstandigheden waaronder deze vegetaties zich gevormd hebben, niet meer bestaan (voorbeeld: de meters dikke en uitgestrekte [[Hoogveenmos-orde|hoogveenvegetaties]] in het noorden van Nederland).
* Kwaliteit van de levensgemeenschaplevensgemeenschappen op basis van soorten: de waarde kan worden bepaald aan de hand van
*# de volledigheid van de lijst met voor de levensgemeenschappen kenmerkende soorten, en
*# de afwezigheid van [[Verstoring (ecologie)|storingssoorten]], [[Ruderaal terrein|ruigtesoorten]] of van [[Exoot|exoten]]; en
*# de zeldzaamheid van soorten.
* Aantal soorten [[biodiversiteit]]: een gebied kan de waarde ontlenen aan het feit dat er veel verschillende soorten voorkomen zonder dat bepaalde soorten overheersen. Het [[Nationaal beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa]] heeft een hoge natuurwaarde onder andere vanwege de grote soortenrijkdom aan hogere planten, maar ook een vuilstort kan ook soortenrijk zijn: in dit geval zijn andere criteria weer van belang zoals de vervangbaarheid. Met de aanwezigheid van soorten of de interactie tussen soorten via voedelketens binnen het betreffende gebied of tussen het gebied en gebieden elders kan de kwaliteit van het ecosysteem worden aangegeven. Relaties tussen ecosystemen kunnen ook verband houden met [[abiotische factor]]en: een bosrand met struweel kan grote invloed hebben op het microklimaat in het bos en zo weer op de vegetatie en fauna.
* Belang voor populaties van de verschillende soorten: een gebied kan zijn natuurwaarde ontlenen aan het feit dat het een belangrijk aandeel van de wereldpopulatie van een bepaalde (vogel)soort herbergt en de functie die het gebied heeft (zoals: tussenstop tijdens de trek, rustgebied, broedgebied) voor het overleven van de soort of populatie. Vergelijkbaar is het criterium van het aandeel [[Endemie (biogeografie)|endemen]] in het soortenbestand van het gebied.