Burgerlijk Armbestuur: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
aanvullingen + refs; bronsjabloon + commonscat link geplaatst
andersom
Regel 12:
Op grond van de [[Armenwet van 1854]] werden gemeentelijke instellingen ingesteld die mensen moesten steunen waaraan om een of andere reden geen bedeling werd toegekend. Het Burgerlijk Armbestuur bedeelde alleen wanneer de familie of kerkelijke en particuliere instellingen niet bereid of in staat waren om uit te keren. De Armenwet was bedoeld om de Burgerlijk Armbesturen meer vrijheid en zelfstandigheid tegenover de gemeenten te geven. Burgerlijk Armbesturen werden, wanneer het eigen vermogen niet toereikend was, gesubsidieerd door het gemeentebestuur.<ref>[http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/Socialezekerheid/typebeschrijvingen/show/BurgArmbestuurDenHaag#sthash.9HOiSkGf.dpuf Historici.nl]</ref>
 
De bestuurders van de Burgerlijke Armbesturen werden vaak [[regent (bestuurder)|regenten]] genoemd.{{Bron?|2020|05|10|Ik kom inIn de bronnen wordt alleen de term bestuurslid tegengenoemd. Regent lijkt me eerder een term uit de tijd van het ancien régime.|2020|05|10}} Het waren in de negentiende eeuw vrijwel altijd mannen, over het algemeen uit de bovenlaag van de burgerij afkomstig. In Maastricht bestond het Burgerlijk Armbestuur uit een voorzitter en zes bestuursleden, in 1921 uitgebreid naar minimaal elf. De voorzitter moest tevens lid zijn van het [[college van burgemeester en wethouders]]. Van 1858 tot 1899 was dat [[Willem Hubert Pijls|burgemeester Pijls]].<ref>{{aut|P.J.H. Ubachs & I.M.H. Evers}} (2005): ''Historische Encyclopedie Maastricht'', pp. 107-108: 'Burgerlijk Armbestuur'. Walburg Pers, Zutphen. {{ISBN|90-5730-399-X}}</ref>
 
== Twintigste eeuw ==
Regel 23:
}}
{{Commonscat|Burgerlijk Armbestuur}}
 
[[Categorie:Sociale zekerheid in Nederland]]