Lijdend voorwerp: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
→‎Markeringen: 'hem' is geen *verbuiging* van 'ik'
Regel 7:
*''Hij bouwt <u>een huis</u>'' (''een huis'' ondergaat de handeling van het bouwen en is het onmiddellijke resultaat hiervan).
 
Een [[zinsdeel]] dat met een [[voorzetsel]] begint, is doorgaans niet een lijdend voorwerp, maar een [[voorzetselvoorwerp]]. Bijvoorbeeld: in de zin ''Ik ga <u>op reis</u>'' is ''op reis'' een voorzetselvoorwerp. Maar als het voorzetsel deel uitmaakt van een [[bijvoeglijke bepaling]] binnen een zinsdeel, kan dat zinsdeel wel weer een lijdend voorwerp zijn:
*''Ik laad <u>op de markt gekochte spullen</u> in''.
 
Regel 29:
 
== Markeringen ==
In talen met [[naamval]]len is de [[accusatief]] de naamval die primair de functie van lijdend voorwerp markeert. In talen zonder naamvalssysteem ([[analytische talen]]) wordt het lijdend voorwerp wanneer dit een [[zelfstandig naamwoord]] is meestal niet [[morfologie (taalkunde)|morfologisch]] onderscheiden van andere zinsdelen. Dit is bijvoorbeeld het geval in het Nederlands. De syntactische functie van lijdend voorwerp moet in dit geval middels andere aspecten van de zin tot uiting komen, zoals de [[woordvolgorde|woord-]] en zinsdeelvolgorde. Wanneer het [[persoonlijk voornaamwoord]] de functie heeft van lijdend voorwerp, neemt het in de meeste talen een andere vorm aan ten opzichte van het onderwerp. DitZo levertheeft [[paradigmahet (taalkunde)|verbuigingsparadigma]]'sNederlands opde zoalswoordparen ''ik'' versus /''mij'', ''hij/zijhem'' versus, ''hemzij''/''haar'', enz. in het Nederlandsenzovoort.
 
In [[ergatieve taal|ergatieve talen]] volgt de markering een ander systeem. Hier krijgen het lijdend voorwerp en het onderwerp van intransitieve zinnen dezelfde uitgang (vaak een [[nulmorfeem|nuluitgang]]), de zogeheten [[absolutief|absolutieve]] naamval. Het onderwerp van transitieve zinnen staat in dit soort talen in een andere naamval, de [[ergatief]].