Liefdezusters van de Heilige Carolus Borromeus (Maastricht): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
opmaak bron, referenties en commonscat
Regel 7:
[[Bestand:Maastricht, Klooster Zusters onder de Bogen, Noviciaatsgebouw, museumzaal 19.jpg|thumb|left|180px|[[Elisabeth Gruyters]], stichteres van de congregatie]]
[[Bestand:Maastricht, Klooster Zusters onder de Bogen, Noviciaatsgebouw, museumzaal 16 (cropped).jpg|thumb|left|180px|Maria Thijssen, moeder-overste van 1894 tot 1897]]
De [[kloosterregel]] was door Van Baer opgesteld naar het voorbeeld van die van kanunnik [[Petrus Jozef Triest|Triest]] voor de Liefdezusters in [[Gent]]. Nadat in 1853 voorlopige toestemming was verkregen, verleende de pauselijke congregatie [[Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren|Propaganda Fide]] in 1856 definitieve goedkeuring.<ref>Eijt (1995), pp. 93-94.</ref> Aanvankelijk koos Elisabeth Gruyters voor het [[patronage]] van de [[Vincentius a Paulo|Heilige Vincentius a Paulo]], maar op aandringen van het Vaticaan werd dat in 1856 ingeruild voor het patronage van de [[Carolus Borromeus|Heilige Carolus Borromeus]]. Herziening van de kloosterregel vond plaats in 1897, 1918 en 1982, telkens met pauselijke goedkeuring. De doelstellingen van de congregatie waren van meet af aan: [[Geschiedenis van de verpleegkunde|ziekenverpleging]], zorg voor [[Wees (kind)|wezen]] en [[onderwijs]].<ref name="Ubachs/Evers">Ubachs/Evers, pp. 310-311.</ref> In Maastricht werkten de zusters in het gesticht Calvariënberg, het Rooms-Katholiek Weeshuis en in diverse scholen. Ofschoon de generale oversten lange tijd het verplegen van zieken slechts wensten te zien als zorg voor het geestelijk heil van de patiënten, kwam er in de jaren 1890 op aandringen van dr. [[Lambert van Kleef]] langzaam meer begrip voor een professionele verpleegstersopleiding. De overste van het [[Onze Lieve Vrouwe Gasthuis]] te Amsterdam, zuster Rosalie van Haaff (1860-1928), was groot voorstandster van een opleiding en behaalde in 1901 met tien medezusters het diploma. Zij waren de eersten in de congregatie én tevens de eerste gediplomeerde religieuzen in Nederland.<ref>{{aut|Frans H.M. Roebroeks}} (2016): 'Lambertus Theodorus van Kleef (1846-1928), een geneeskundig pionier in Maastricht'. In: Evers e.a. (2016), pp. 30-32.</ref><ref>{{aut|[[Lambert van Kleef|Lambert Th. van Kleef]]}} (1906): 'Rede uitgesproken bij de eerste vergadering van de Vereeniging tot Bevordering van RK Ziekenverpleging, op zondag 4 maart 1906 in de Sociëteit Casino te 's-Hertogenbosch'. In: Evers e.a. (2016), pp. 236-240.</ref>
 
De groeiende reputatie van de Zusters Onder de Bogen als verpleegcongregatie, leidde tussen 1890 en 1940 tot een opmerkelijke groei. Behalve de in 1898 begonnen verpleegopleiding aan het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, ontstonden soortgelijke opleidingen in [[Hilversum]], [[Zwolle]] en [[Nijmegen]]. Verder runden ze katholieke sanatoria als [[Dekkerswald]] in [[Groesbeek]] en [[Heliomare]] in [[Wijk aan Zee]], en de eerste katholieke kraamkliniek in Nederland. Op het hoogtepunt telde de congregatie meer dan 1800 leden en alleen in Nederland al 56 huizen in bijna alle regio's. Door de geografische spreiding van activiteiten veranderde ook de samenstelling van de kloosterpopulatie. Waar vóór 1900 veel zusters afkomstig waren uit Limburg en Brabant, bleken dezen na 1900 in de minderheid. Vooral het aantal novicen uit Amsterdam en andere delen van Noord-Holland nam in deze tijd sterk toe.<ref>Eijt (1995), pp. 137-139.</ref> Dit leidde tot spanningen binnen de orde tussen enerzijds de oudere zusters, veelal afkomstig uit eenvoudige, rurale milieus, en de jongere zusters, in veel gevallen afkomstig uit de stedelijke middenklasse. Exemplarisch daarvoor was het conflict rond generaal-overste Maria Thijssen. Deze behoorde als dochter van stadsgeneesheer E.H.G. Thijssen tot de hogere katholieke burgerklasse in Amsterdam. In 1894 werd ze op 36-jarige leeftijd gekozen tot overste van het moederhuis in Maastricht, en was daarmee in feite [[generaal-overste]]. Als ondernemend, onafhankelijk overste kwam zij in conflict met de "oude garde" in het klooster en vooral met de deken van Maastricht, mgr. H.L.A. Sevriens (1839-1911), die zich als bestuurder in zijn gezag aangetast voelde. In 1897 werd ze niet herkozen. Desalniettemin kwam er onder haar bestuur veel tot stand, waaronder een nieuwe kloosterregel en de grootscheepse verbouwing van het moederhuis en het RK Weeshuis, beide in Maastricht.<ref>Eijt (1995), pp. 142-156.</ref>