Koninklijk Parktheater: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
DeWesterloo (overleg | bijdragen)
k →‎Gebouw: link
DeWesterloo (overleg | bijdragen)
→‎Geschiedenis: aanvullingen correcties
Regel 4:
==Geschiedenis==
[[File:TheatreRoyalDeLaParc7283.jpg|thumb|Podium en auditorium van de schouwburg]]
Het theater werd in 1782 gebouwd naar ontwerp van de architect [[Louis Montoyer]]. HetAangeduid vormdemet de naam 'Petit-Théâtre' (1782-1787) en later 'Théâtre du Waux-Hall ou du Parc' (1787-1793) was het eerstein bijgebouwfeite een bijhuis van de [[Koninklijke Muntschouwburg]]:. deDe gebroeders [[Alexandre Bultos]] en [[Herman Bultos]] baatten beide theaters tegelijkertijd uit, waarbij het ''Park'' gebruikt werd voor toneelstukken waarin jonge acteurs meespeelden. Op die manier diende het als een soort toneelschool van de Muntschouwburg. Op bevel van [[Napoleon Bonaparte]] werd de schouwburg in 1807 gesloten,. maarNa hijde heropendeval van het Keizerrijk in 1814. Toenwerd het theater werd hijhet eentheater tijdeven uitgebaatbespeeld door een [[Verenigd Koninkrijk|Brits]] toneelgenootschap, waarna hij een paar maanden werd overgenomen door een [[Nederland]]se groep.<ref>{{Citeer boek|titel=Histoire des Théâtres de Bruxelles depuis leur origine jusqu'a ce jour|auteurlink=|auteur=Renieu, Lionel|medeauteurs=|taal=fr|url=|uitgever=Parijs, Ducharte et Van Buggenhout|datum=1928|pagina's=II, p. 937|ISBN=}}</ref>
 
Vanaf 1819 deelde de [[Brussel (stad)|Stad Brussel]], die beide koninklijke schouwburgen bezat, vergunningen uit aan de ene theaterdirecteur na de andere. Beiden waren identiek qua uitbaters en repertoire, maar het Parktheater specialiseerde zich eerder in [[vaudeville (theatervorm)|Vaudeville]] en boulevardtheater.
 
Van 1850 tot 1854 bracht het Parktheater Nederlandstalige producties op de planken, waarna het in [[operette]]s en [[opéra comique (genre)|opéra comique]] ging specialiseren. Doordat de [[Koninklijke Muntschouwburg]] zich tot het [[Muziektheater (kunstvorm)|lyrische repertoire]] ging beperken kon het parktheater zich in de laatste drietwee decennia van de 19de eeuw ontpoppen tot de vooraanstaande bühne voor het Franstalig gesproken toneel.
 
Tijdens de [[Eerste Wereldoorlog]] werden beide theaters gevorderd door de bezetter; het Parktheater werd toen een toneelhuis voor het [[Duitsland|Duitse]] garnizoen. Vanaf 1919 bracht de schouwburg opnieuw Franstalige stukken, waaronder veel klassieke toneelwerken waarin Belgische acteurs meespeelden.
Regel 15:
Het theater werd in 1782 opgetrokken volgens de plannen van [[Louis Montoyer]]. Het kleine theater was geconcipieerd als onderdeel van de Waux-Hall van Brussel, een amusementscomplex gelegen in het [[Warandepark]] dat verder onder meer een balzaal, salons, een restaurant en een zomerterras met muziekkiosk omvatte. De gevel langs de Wetstraat was een uiterst sobere witgepleisterde constructie in [[Neoclassicistische architectuur|neoclassicische]] stijl, met [[Pilaster|pilasters]] onder een ongedecoreerd [[Fronton (bouwkunde)|fronton]]. Over de binneninrichting van de oorspronkelijke theaterzaal is niet veel bekend. Volgens [[Édouard Fétis|Edouard Fétis]], die naar eigen zeggen zijn informatie haalde bij een oude personeelslid van het theater, had de zaal aanvankelijk een ovaal grondplan en waren er twee balkons zonder loges.
 
De toeschouwersruimte, toneeltoren, foyers, gangen en gevel werden herhaaldelijk verbouwd, uitgebreid en verbeterd. Tegen de jaren 1840 was het theater zo verouderd dat het in opdracht van het Brusselse stadsbestuur door stadsarchitect [[Hendrik Partoes|Partoes]] in september 1844 in een kort tijdspanne werd gerenoveerd. In nauwelijks een maand tijd, en voor de bescheiden som van 50000 frank, voerde men omvangrijke werken uit. De vestibule, gangen en trappen werden aangepast om de circulatie te verbeteren, en aan de voorgevel werd een door zuilen ondersteund balkon toegevoegd waaronder de rijtuigen konden stoppen om de bezoekers droog te laten uitstappen. Partoes bouwde verder nog een opslagplaats voor de decors en liet de toeschouwersruimte herinrichten en opnieuw decoreren. Toen het theater op 21 september 1844 heropende reageerde de pers alvast verrukt: '''Il est impossible de se figurer que se petit réduit, si sale, si noir, si mal disposé, deux mois auparavant, ait pu subir une métamorphose si complète, et soit devenu un théâtre coquet, brillant, et offrant toutes les commodités désirables.'.'' De toeschouwersruimte was gedecoreerd met vergulde ornamenten op een witte ondergrond met blauwe arabesken. Het plafond was versierd met vergulde rozetten en lijstwerk waarin tabletten met de namen van vooraanstaande theaterauteurs waren opgenomen. De zitplaatsen en wanden van de loges waren bekleed met blauw fluweel, brokaat en gesatineerd behang. Op het derde balkon werd de achtergrond gevormd door een geschilderde gouddraperie met festoenen die ook boven de toneelopening doorliep. Het toneelgordijn was door Dhr. Rivière geschilderd in [[Trompe-l'oeil|trompe-l'oei]]<nowiki/>l als een draperie van wit zijdedamast. Een nieuwe kroonluchter met gasvlammen, geleverd door het Brussels huis Trossaert, en vier grote kandelaars op de borstwering van de twee voorste loges, verdubbelde de intensiteit van de verlichting.