Theo Majofski: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Ingewertwijn (overleg | bijdragen)
Ingewertwijn (overleg | bijdragen)
Regel 31:
 
Als kind speelde Theo al bij het amateur toneel in Den Haag. Toen hij zestien was, sloot hij zich aan bij een rondreizende toneelgezelschap, naar het schijnt zeer tegen de zin van zijn ouders<ref>Tetrode, A. J. van. (1836). Herinnering aan T. J. Majofski, en levensbyzonderheden dien verdienstelijken tooneelspeler betreffende</ref>.
Hij was verbonden aan gezelschappen van [[Willem van Dinsen]] en diens vrouw Catharina Kraijesteijn en dat van [[Johannes Adams]]. Zijn Amsterdamse toneeldebuut vond in 1791 plaats in de [[Stadsschouwburg Amsterdam|Amsterdamsche Schouwburg]] aan het [[Leidseplein (Amsterdam)|Leidseplein]]. Theo’s vriend [[Andries Snoek]] richtte in 1792 het gezelschap "Nederduitsche Tooneelisten" op voor voorstellingen in [[Rotterdam]] en Majofski sloot zich met zijn vrouw en haar halfzuster daarbij aan. Men wilde als vaste theater de schouwburg in Rotterdam, maar die ging in februari 1793 dicht als gevolg van de oorlogsverklaring van [[Frankrijk]]. Het werd voortgezet als een rondreizend theatergezelschap dat steden in de Nederlanden aandeed, terwijl Theo's broer Johannes Demetrius met een deel van de troep als eigen gezelschap in Rotterdam bleef spelen en later naar Ward Bingley ging<ref>Coffeng, J. M. (1965). Lexicon van Nederlandse tonelisten. Polak & Van Gennep.</ref>.
 
In 1795 kreeg de Amsterdamse Schouwburg een conflict met Bingley, en bood het Majofski-gezelschap een vast contract aan. Majofski wilde echter naar Rotterdam, waar hij enige voorstellingen deed. De gok liep verkeerd af: Rotterdam koos alsnog voor concurrent Bingley. Majofski probeerde het hoofd boven water te houden met rondreizende toneelvoorstellingen, maar dreigde financieel aan de grond te raken en spelers moesten wachten op betaling. Het moet een rampjaar geweest zijn voor Majofski en zijn vrouw: zij verloren in die periode bovendien een baby van vijf maanden en een dochtertje van 3 jaar. In augustus 1796 kreeg hij alsnog een vaste aanstelling bij de Amsterdamse Schouwburg, waarschijnlijk op voorspraak van Andries Snoek, die inmmiddels zijn zwager was geworden en al een vaste aanstelling had. Zijn beide ouders kwamen ook in Amsterdam wonen.<br>