Koninklijke Sphinx: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
links aangepast
links aangepast n.a.v. splitsing artikel
Regel 52:
De kiem van het bedrijf ligt bij een glasslijperij, die door de koopman-industrieel [[Petrus Laurentius Regout]] (1801-1878) in 1825 was ingericht in een pand in de [[Jodenstraat (Maastricht)|Jodenstraat]] in de Maastrichtse binnenstad. In 1827 verhuisde Regout met vrouw en kind naar de [[Boschstraat (Maastricht)|Boschstraat]], waar het gezin pal tegenover de een jaar eerder geopende binnenhaven [[Bassin (Maastricht)|Bassin]] ging wonen. De kristalslijperij, nog niet gemechaniseerd en met slechts enkele werknemers, verhuisde mee. Aanvankelijk gingen de zaken goed, maar in 1830 kwam daar een abrupt einde aan door het uitbreken van de [[Belgische Opstand]] en de daaruit voortvloeiende [[Blokkade van Maastricht (1830-1833)]]. Handel met [[België]] was immers verboden en omdat de rest van [[Limburg (Verenigd Koninkrijk der Nederlanden)|Limburg]] zich had aangesloten bij de Belgische revolutionairen, was Maastricht afgesloten van de rest van Nederland. Toen het in 1834 toegestaan werd grondstoffen en halffabricaten uit België in te voeren, besloot Regout een eigen kristal- en glasblazerij te beginnen. In de tuin van een aangrenzend pand werd een "colossaal gebouw" opgericht, waarin plaats was voor tachtig slijpstoelen, aangedreven door een [[stoommachine]] van [[John Cockerill (bedrijf)|John Cockerill]]. Daarnaast herbergde het gebouw een in hetzelfde jaar opgerichte spijkerfabriek. Het jaartal 1834 is door de fabriek altijd aangehouden als de feitelijke stichtingsdatum.<ref name="autogenerated3">Ter Kuile (1985), p. 166.</ref><ref>Kruisinga/Langeweg/Minis/Mes (2000), pp. 25-31.</ref>
 
In 1836 ging de aardewerkfabriek van start. Aanvankelijk produceerde Regout zogenaamd ''fayence commune'', eenvoudig aardewerk met een zachte, rode scherf bestemd voor de lokale markt. Om zijn afzetgebied te vergroten moest hij echter concurreren met het toen zeer populaire Engelse ''creamware''. Daarom nam hij in de jaren 1840 Engelse vakarbeiders in dienst en liet hij zelfs Engelse grondstoffen importeren. Met de spijkerfabriek[[Thomas Regout (bedrijf)|spijker- en draadnagelfabriek]], die in 1838 al 200 werknemers had, ging het na 1839 minder voorspoedig. Het bedrijf werd vanaf 1843 gecontinueerd door Petrus' broer [[Thomas Dominicus Regout]], die al enkelevrijwel vanaf het jarenbegin [[Partner (vennootschap)|vennoot]] was. Petrus Regout was inmiddels begonnen met de fabricage van geweren, die hij aan het Rijk leverde. Deze onderneming werd geen succes en in 1851 verdween de geweerfabriek. Andere nevenactiviteiten waren wel succesvol, zoals de menie- en potasfabriek (1837), de kalkbranderij (1839) en de [[gasfabriek]] (1848). In enkele tientallen jaren groeide ''Petrus Regout & Co.'' uit tot een industrieel imperium, dat in 1850 600 werknemers, in 1860 1500 en in 1865 al meer dan 2000 arbeiders telde.<ref>Zie artikel [http://www.zichtopmaastricht.nl/tekst/onderwerpen/sphinx/dossier/uitgebreide_tekst 'De Sphinx'] op website ''zichtopmaastricht.nl''.</ref>
 
Door de enorm toegenomen activiteit bleek het Bassin al snel te klein. In 1848 vroeg Regout om vergunning om ook 's avonds te mogen laden en lossen, en een jaar later liet hij daartoe drie [[Gaslicht|gaslantaarns]] plaatsen. Deze werden voorzien van gas uit de eigen [[gasfabriek]], getransporteerd door glazen leidingen uit de eigen glasfabriek. In 1850 werd een spoorlijntje tussen de magazijnen van Regout en het Bassin in gebruik genomen, waarschijnlijk de eerste spoorlijn in Maastricht. De wagons werden voortbewogen met behulp van een stoom[[Lier (werktuig)|lier]], waardoor de steile hellingbanen langs het Bassin geen belemmering meer vormden.<ref>Kruisinga/Langeweg/Minis/Mes (2000), pp. 33-34.</ref>
Regel 60:
=== 1870-1899: expansie onder Regouts zonen ===
[[Bestand:Boschstraat Maastricht, A C Verhees (1875).jpg|thumb|Arbeiders verlaten de fabriek, ca. 1875]]
Toen in 1870 zijn vijf zonen ([[Petrus Alexander Hubertus Regout|Petrus II]], [[Hubert Edouard Thomas Regout|EduardEdouard]], [[Eugène Bernard Hubert Regout|Eugène]], [[Hubert Gérard Louis Regout|Louis]] en [[Gustave Jean Hubert Regout|Gustave]]) mede-directeur werden, werd de naam van het bedrijf veranderd in ''Kristal-, Glas- en Aardewerkfabrieken Petrus Regout [[Vennootschap onder firma|v.o.f.]]''.<ref name="autogenerated3" /> In 1878 overleed Petrus ("Pie") Regout. Het bedrijf, dat toen ca. 2500 werknemers in dienst had en een oppervlakte van 9,8 hectare besloeg, werd door zijn zonen voortgezet onder de naam ''[[Commanditaire vennootschap|C.V.]] Kristal-, Glas- en Aardewerkfabrieken Petrus Regout & Co.'' In 1872 en 1876 wist de firma grote stukken grond aan de Maagdendries en langs de huidige [[Frontensingel]] te verwerven, deels voormalige vestinggronden, die na het opheffen van de vestingstatus (1867) waren vrijgekomen. Het fabrieksterrein werd gerationaliseerd en diverse fabriekjes en ovens uit de begintijd werden afgebroken. De gebouwen die ervoor in de plaats kwamen (Brikkenbouw, Mouleurs, Poortgebouw en Gipsfabriek) zijn grotendeels bewaard gebleven.<ref>Kruisinga/Langeweg/Minis/Mes (2000), p. 48.</ref>
 
Terwijl de zonen van Petrus I Regout vennoot waren in het moederbedrijf aan de Boschstraat, begon een nieuwe generatie Regouts zich in de jaren 1880 te roeren. In minder dan tien jaar tijd werden op de rechter Maasoever, toentertijd op [[Meerssen (gemeente)|Meerssens]] grondgebied, drie nieuwe fabrieken gesticht. Zo richtte kleinzoon [[Louis Regout (1861-1915)|Louis Regout]] (1861-1915) in 1883 een porseleinfabriek op ten noorden van [[Station Maastricht]], het tegenwoordige [[Koninklijke Mosa]]. Vijf jaar later begon zijn neef [[Alfred Hubert Regout|Alfred Regout]] (1858-1935) in hetzelfde gebied een tegelfabriek, Rema geheten, die tot 1965 zou blijven bestaan. Drie jaar later, in 1891, begon een andere neef, [[Hubert Dieudonné Frédéric Regout|Frederik Regout]] (1858-1937), een aardewerkfabriek in het gebied "De Bek" bij [[Limmel]], iets ten noorden van de [[Spoorbrug Maastricht|Spoorbrug]] aan de [[Maas]]. Anders dan de eerder genoemde bedrijven, produceerde deze fabriek min of meer dezelfde producten als het "moederbedrijf" en werd daarom als een concurrent gezien. In 1896, na slechts vijf jaar zelfstandig te hebben gefunctioneerd, werd de fabriek overgenomen door het moederbedrijf, waarbij waarschijnlijk een te hoge prijs werd betaald. Desalniettemin was een lokale concurrent uitgeschakeld en werd het fabrieksareaal vergroot met een gunstig gelegen terrein van ruim zes hectare.<ref name="Mes">{{aut|Wim Mes}} (2016): 'De aardewerkfabriek van Frederik Regout, 1891-1896'. In: {{aut|A. Knotter (red.)}}: ''Keramiekstad. Maastricht en de aardewerkindustrie in de negentiende en twintigste eeuw'', pp. 178-197. WBOOKS/SHCL, Maastricht. {{ISBN|9789462581296}} ([http://shcl.x-cago.com/shcl/resources/files/JB05Mes.pdf online tekst]).</ref>