Belgische Grondwet: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k |{{Largethumb}}| is redundant, gebruik voortaan |thumb|
Regel 26:
| website =
}}
[[Bestand:The Belgian Constitution-Leopold I.JPG|{{largethumb}}thumb|De hand van [[Leopold I van België|koning Leopold I]] rustend op de grondwet (detail van een standbeeld van [[Willem Geefs]], ca. 1853).]]
[[Bestand:National Cockade of Belgium.svg|{{largethumb}}thumb|Nationale [[kokarde]] zoals gedragen tijdens de grondwetgevende bijeenkomsten.]]
De '''Belgische Grondwet''' ([[Frans]]: ''Constitution belge'', [[Duits]]: ''Verfassung Belgiens'') werd aangenomen op [[7 februari]] [[1831]]. Het organiseert [[België (hoofdbetekenis)|België]] als een [[Parlementaire democratie|parlementaire]], [[constitutionele monarchie]], met [[ministeriële verantwoordelijkheid]] voor het regeringsbeleid en [[scheiding der machten|scheiding tussen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht]].
 
Regel 42:
Op 6 oktober 1830, twee dagen na het uitroepen van de onafhankelijkheid, stelde het [[Voorlopig Bewind (België)|Voorlopig Bewind]] een grondwetscommissie in die een ontwerp moest uitwerken.<ref group="n">Deze ''commission de constitution'' bestond uit voorzitter [[Etienne de Gerlache]] (Luik), [[Pierre Van Meenen]] (Leuven), [[Jean-François Tielemans]] (Brussel), [[Paul Devaux]] (Brugge), [[Charles de Brouckère (1796-1860)|Charles de Brouckère]] (Brussel), [[Jacques-Hyacinthe Fabry]] (Luik), [[Emmanuel Balliu]] (Gent), [[Charles Zoude]] (Namen) en [[Jean-Baptiste Thorn]] (Luxemburg). Zoals voorzien werden in de daarop volgende week nog bijkomende leden toegevoegd: [[Joseph Lebeau]] (Luik), [[François Louis Joseph Du Bus|François du Bus]] (Doornik), [[Isidore Jullien]] (Brugge), [[Charles Blargnies]] (Bergen) en [[Jean-Baptiste Nothomb]]. Fabry zag af van het mandaat wegens zijn leeftijd en Jullien liet zijn plaats aan Devaux. De uiteindelijke commissie telde dus twaalf leden.</ref> Dat er vrij grote eensgezindheid bestond, bleek al op de eerste bijeenkomst op 12 oktober, waar met 8 tegen 1 voor een [[monarchie]] gekozen werd. [[Jean-François Tielemans]] was de enige tegenstemmer. Op nauwelijks vijf dagen vergaderen waren alle grondlijnen uitgezet. Voor het uitschrijven van het uiteindelijke ontwerp hielden [[Jean-Baptiste Nothomb|Nothomb]] en [[Paul Devaux|Devaux]] de pen vast. Het werd met enkele kleine wijzigingen goedgekeurd door de commissie en verscheen op 27 oktober. Vanaf 25 november werd het ontwerp besproken in het [[Nationaal Congres (België)|Nationaal Congres]]. Van de alternatieve voorstellen die circuleerden zijn er een twintigtal bewaard gebleven. Het belangrijkste was een ontwerp van [[Joseph Forgeur]], [[Jean Barbanson]], [[Joseph-Stanislas Fleussu]] en [[Charles Liedts]], dat meer nadruk legde op provinciale autonomie en democratie. Op 7 februari 1831 sloot het Nationaal Congres de debatten en stemde voor de Belgische Grondwet.
 
Het resultaat was een evenwichtige synthese van de [[Franse Grondwet|Franse]], [[Nederlandse Grondwet|Nederlandse]] en [[Britse grondwet|Britse constituties]]. Zo'n 90% van de artikelen was min of meer verbatim terug te voeren op deze voorbeelden: een 40% was behouden uit de [[Nederlandse Grondwet#Grondwet 1815|Grond-Wet van 1815]], een 35% was afkomstig uit het Franse [[charter van 1814]] (licht gewijzigd in 1830), 10% uit de [[Franse grondwet van 1791]] en 5% uit de Engelse traditie.<ref>{{aut|John Gilissen}}, "La Constitution belge de 1831. Ses sources, son influence" in ''Res Publica. Revue de l'Institut belge de science politique'', 1968, nr. 10, pp. 107–141.</ref> De Britse invloed was diepgaander dan de beperkte letterlijke ontlening suggereert. Er is zelfs beweerd dat de Belgische Grondwet "heel dicht komt bij een schriftelijke reproductie van de Engelse constitutie".<ref>{{aut|Albert Venn Dicey}}, ''[http://archive.org/details/introductiontos04dicegoog An Introduction to the Study of the Law of the Constitution]'', 1889, p. 86.</ref> Het nieuwe materiaal, ongeveer een tiende deel, ging over zaken als de macht van de [[Koning der Belgen|koning]], de verhouding tussen kerk en staat, de vrijheid van vereniging en de verkiezing van senatoren. In de finale analyse was de tekst van 1831 geen juridisch amalgaam, maar een originele creatie. Liberaal-pluralistische staatsinstellingen van Engelse snit werden gecombineerd met een Franse visie op de volkssoevereiniteit en het (atomistische) kiezerskorps, onder weglating van het holistische natiebegrip uit de buitenlandse modellen.<ref>{{aut|Henk De Smaele}}, [http://www.bmgn-lchr.nl/articles/10.18352/bmgn-lchr.6253/galley/6307/download/ Eclectisch en toch nieuw. De uitvinding van het Belgisch parlement in 1830-1831] {{pdf}}, ''Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden'', 2005, nr. 3, pp. 415-416, {{doi|10.18352/bmgn-lchr.6253}}.</ref> Het land was geen dynastiek bezit meer van een absoluut vorstenhuis,<ref>{{aut|Boris Mirkine-Guetzévitch}}, "Mille huit cent trente dans l'évolution constitutionnelle de l'Europe" in ''Revue d'histoire moderne'', 1931, nr. 34, pp. 241-256.</ref> en zelfs geen gematigde monarchie waar de koning een aantal rechten had afgestaan. Alle macht ging uit van de natie, terwijl de koning geen andere macht bezit dan wat hem uitdrukkelijk is toegekend. Dit constitutionele regime moest een 'besluitenregering' zoals die van [[Willem I der Nederlanden]] onmogelijk maken.<ref>{{aut|[[Hendrik Vuye]]}} en {{aut|[[Veerle Wouters]]}}, ''[http://books.google.be/books?id=bkMBDAAAQBAJ&pg=PT25 De maat van de monarchie. Macht en middelen van het Belgisch koningshuis]'', 2016, p. 25.</ref>
 
De grondwetgever van 1831 schuwde abstracte en theoretische principes. Bekende concepten als de scheiding der machten, de [[rechtsstaat]] of de [[scheiding van kerk en staat]] zijn zeker aanwezig, maar worden niet in alle consequenties doorgetrokken.
Regel 57:
 
=== Herzieningen ===
{{zieZie ook|Zie ook [[Staatshervorming (België)]]}}
Aanvankelijk was de Grondwet uitermate stabiel: bij de afloop van de [[Eerste Wereldoorlog]] had maar één grondwetsherziening plaatsgevonden (1893). Ze had gezorgd voor een democratisering van het [[kiesstelsel]], wat ook een thema was van de twee reeks grondwetsherzieningen (1920-21). Vervolgens kende de Grondwet een nieuwe periode van stabiliteit. Na bijna een halve eeuw werd die doorbroken om een begin te maken met de [[federalisering]] van het land. Een tweede staatshervorming volgde in 1980 en vanaf dan zou er bijna geen jaar meer voorbij gaan zonder grondwetsherziening.
 
Regel 105:
*21 februari 2002: gelijkheid van mannen en vrouwen
*17 december 2002: [[Militaire rechtbank|militaire gerechten]] beperkt tot oorlogstijd
*10 juni 2004: overgangsregeling [[Gemeenschapssenator|gemeenschapssenatoren]] bij niet-herverkiezing in deelstaatparlement
*9 juli 2004: titelvervanging tot 'Gemeenschaps- en Gewestparlementen'
*2 februari 2005: afschaffing [[Doodstraf in België|doodstraf]]
Regel 115:
*22 december 2008: uitbreiding kinderrechten
*29 maart 2012: tijdelijke afwijking herzieningsprocedure
*19 juli 2012: eerste fase [[zesde staatshervorming]] ([[Kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde|BHV]], randgemeenten, financiering Brussel, stemrecht Belgen buitenland, politieke vernieuwing en [[constitutieve autonomie]])
*6 januari 2014: tweede en derde fasen zesde staatshervorming (hervorming Senaat, afschaffing [[senator van rechtswege|senatoren van rechtswege]], samenvallende verkiezingen, constitutieve autonomie, gezamenlijke decreten, autonomie gewesten t.a.v. provincies, bevoegdheidsoverdrachten [[gezinsbijslag]] en justitie, biculturele aangelegenheden van gewestelijk belang)
*24 oktober 2017: wijziging artikel 12, derde lid. Voortaan is de tussenkomst van een rechter na [[arrestatie]] pas vereist na 48 uur (i.p.v. het vorige 24 uur).
Regel 168:
:**het recht op de bescherming van een gezond [[leefmilieu]];
:**het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing.
:*De [[vrijheid van onderwijs]], waarbij de [[overheidsschool|gemeenschap]] de vrije keuze van de ouders waarborgt en [[Neutraal standpunt|neutraal]] onderwijs inricht en waarbij gelijke rechten gelden voor studenten, ouders, personeelsleden en onderwijsinstellingen (art. 24).
:*Het [[recht op onderwijs]], met eerbiediging van de grondrechten en kosteloze toegang tot het einde van de [[leerplicht]] (art. 24).
:*De [[persvrijheid]], met een verbod op [[censuur (informatie)|censuur]] en op het eisen van [[onderpand|borgsommen]] (art. 25).
Regel 198:
De federale [[wetgevende macht]] wordt tezamen uitgeoefend door de [[Kamer van volksvertegenwoordigers]], de [[Senaat (België)|Senaat]] en de [[Koning (België)|koning]] (art. 36). De wetgevende bevoegdheid wordt uitgeoefend door middel van [[wet (hoofdbetekenis)|wet]]ten, [[bijzondere wet]]ten, [[interpretatieve wet]]ten, [[naturalisatiewet]]ten, [[begrotingswet]]ten, [[programmawet]]ten, [[kaderwet]]ten, [[opdrachtwet]]ten en [[volmachtenwet]]ten.
 
Federale verkiezingen vinden (in principe) om de vier jaar plaats (art. 65 en 70). Elke kiezer heeft slechts één stem (art. 61). De stemming is verplicht en geheim (art. 62). Om senator of volksvertegenwoordiger te worden moet men Belg zijn, het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten, 18 jaar oud zijn en in België wonen (art. 64 en 69).
 
De Kamer van volksvertegenwoordigers telt 150 leden die rechtstreeks worden verkozen door de burgers (art. 63). De Senaat telt 60 leden, waarvan er 50 worden afgevaardigd uit de deelstaatparlementen (gemeenschappen en gewesten) en 10 [[gecoöpteerd senator|gecoöpteerd]] op basis van de verkiezingsresultaten voor de Kamer (art. 67).
 
Men kan niet tegelijk lid zijn van beide kamers. Een parlementslid dat benoemd wordt tot minister moet zijn zetel in het parlement voor de duur van het ministerschap opgeven (art. 50). Een parlementslid dat als bezoldigd ambtenaar benoemd wordt, moet zijn zetel in het parlement opgeven (art. 51). Deze bepalingen zijn opgenomen om te vermijden dat zij slaafs de regering zouden volgen in alle stemmingen in het parlement, omdat ze van die regering afhankelijk zouden zijn voor hun inkomen. Dit is ingevoerd na een aantal misbruiken in de 19e eeuw.
Regel 251:
 
==== Deelstaatparlementen ====
Er is een Raad van de Vlaamse Gemeenschap, Vlaamse Raad genoemd, en een Raad van de Franse Gemeenschap. De samenstelling en de werking worden geregeld in de [[Bijzondere Wet op de Hervorming van de Instellingen]]. Er is een Raad van de Duitstalige Gemeenschap, waarvan de samenstelling en de werking door een gewone wet worden bepaald. Tenzij anders geregeld, is er ook voor elk gewest een Raad. (art. 115)
De Raden zijn in ieder geval samengesteld uit rechtstreeks verkozen mandatarissen (art. 116)
De leden worden gekozen voor vijf jaar. Tenzij een bijzondere wet er anders over beschikt, vinden de verkiezingen voor alle Raden plaats op dezelfde dag en bovendien samen met de verkiezingen voor het Europese Parlement. (art. 117)
 
De bijzondere wet regelt de verkiezingen voor de Raden, net als de samenstelling en de werking ervan. Een gewone wet volstaat met betrekking tot de Raad van de Duitstalige Gemeenschap.
Een bijzondere wet kan deze aangelegenheden toevertrouwen aan de Raden zelf (de zogenaamde [[constitutieve autonomie]]). Die bevoegdheden moeten dan uitgeoefend worden door de Raden met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van de betrokken Raad aanwezig is. (art. 118)
 
Binnen de grenzen van de Staat hebben de leden van de Raden vrij verkeer op alle verkeerswegen door de openbare overheden geëxploiteerd of in concessie gegeven. (art. 118''bis'')
 
Een lid van een Raad kan niet tegelijk lid zijn van de [[Kamer van volksvertegenwoordigers]] of de Senaat, tenzij als [[gemeenschapssenator]] (art. 119). De leden genieten dezelfde onschendbaarheid als de federale parlementsleden (art. 120).
 
==== Deelstaatregeringen ====
Er is een Regering van de Vlaamse Gemeenschap en een Regering van de Franse Gemeenschap, waarvan de samenstelling en de werking worden bepaald door de [[Bijzondere Wet op de Hervorming van de Instellingen]]. Er is ook een Regering van de Duitstalige Gemeenschap, waarvan de samenstelling en de werking door een gewone wet worden bepaald. Ook de Gewesten beschikken normaliter over een regering (art. 121). De leden van die regeringen worden in ieder geval gekozen door de leden van de Raad (art. 122). Ook met betrekking tot de regeringen kan [[constitutieve autonomie]] gegeven worden aan de Gemeenschappen en Gewesten, door middel van een bijzondere wet (art. 123).
 
Geen lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering kan worden vervolgd of aan enig onderzoek onderworpen naar aanleiding van een mening of een stem in de uitoefening van zijn ambt uitgebracht (art. 124). Voor de vervolging van de regionale ministers geldt dezelfde regeling als voor de federale ministers (art. 125).
 
De bepalingen met betrekking tot de Gemeenschaps- en Gewestregeringen zijn ook van toepassing op de gewestelijke staatssecretarissen (art. 126).
 
==== Gemeenschapsbevoegdheden ====
Elke gemeenschap heeft de bevoegdheden welke haar door de Grondwet of door de (bijzondere) wetten worden toegekend (art. 38).
De Raden van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap regelen, ieder wat hem betreft, bij decreet:
# de culturele aangelegenheden: wat hier onder valt wordt bepaald in een bijzondere wet
Regel 277:
## de minimale voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's;
## de pensioenregeling;
# de samenwerking tussen de gemeenschappen, alsook de internationale samenwerking, met inbegrip van het sluiten van [[verdrag]]en met betrekking tot deze aangelegenheden. Een bijzondere wet legt de regels voor samenwerking en het sluiten van verdragen vast.
Deze decreten hebben kracht van wet respectievelijk in het Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede ten aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die, ''wegens hun activiteiten'' moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap (art. 127).
 
Daarnaast zijn de Raden van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap bevoegd om bij decreet de persoonsgebonden aangelegenheden te regelen. Ook hieromtrent kunnen ze samenwerken met de andere gemeenschappen of verdragen sluiten.
Deze decreten hebben kracht van wet respectievelijk in het Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede, tenzij wanneer een bijzondere wet er anders over beschikt, ten aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die, ''wegens hun organisatie'', moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap (art. 128).
 
Regel 287:
# het onderwijs in de door de overheid opgerichte, gesubsidieerde of erkende instellingen;
# de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel, alsmede de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen.
Deze decreten hebben kracht van wet, respectievelijk in het Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, uitgezonderd wat betreft:
# [[faciliteitengemeente]]n
# de diensten waarvan de werkkring verder reikt dan het taalgebied waarin zij gevestigd zijn;
# de door de wet aangewezen federale en internationale instellingen waarvan de werking gemeen is aan meer dan één gemeenschap.
Regel 301:
Deze decreten hebben kracht van wet in het Duitse taalgebied (art. 130).
 
De wet stelt de regelen vast ter voorkoming van elke discriminatie om ideologische en filosofische redenen (art. 131). Dit resulteerde in de procedure van de [[ideologische alarmbel]].
 
Het recht van initiatief berust bij de Gemeenschapsregering en bij de leden van de Gemeenschapsraad (art. 132).
Regel 309:
De bijzondere wet bepaalt de bevoegdheden van de gewesten (art. 39).
 
De wetten ter uitvoering van artikel 39 bepalen de rechtskracht van de regelen die de organen, welke zij oprichten, uitvaardigen in de aangelegenheden, welke zij aanduiden. Zij kunnen aan deze organen de bevoegdheid toekennen om decreten met kracht van wet uit te vaardigen op het gebied en op de wijze die zij bepalen (art. 134).
Dit artikel is erg vaag, wat zijn oorsprong vindt in het feit dat men oorspronkelijk niet goed wist wat men met de Gewesten moest aanvangen. Later is de omschrijving bewust zo vaag gehouden om bij bijzondere wet makkelijk bevoegdheden te kunnen overdragen, zonder daarvoor de zware procedure van Grondwetsherziening te moeten volgen. Daardoor zijn de gegevens m.b.t. de Gewesten niet terug te vinden in de Grondwet maar in de [[Bijzondere Wet op de Hervorming van de Instellingen]].
 
==== Brussel ====
Regel 341:
De terechtzittingen van de rechtbanken zijn publiek, tenzij de openbaarheid gevaar oplevert voor de openbare orde of de goede zeden. In dat geval kan de rechtbank enkel bij gemotiveerd vonnis beslissen om achter gesloten deuren te zetelen. Inzake politieke misdrijven en drukpersmisdrijven is unanimiteit tussen de rechters vereist om de deuren te sluiten (art. 148). Dit artikel zorgt ervoor dat de samenleving controle kan uitoefenen op de rechtspraak. Vonnissen bevatten een motivering en worden in openbare terechtzitting uitgesproken (art. 149).
 
[[Misdaad|Criminele zaken]], [[politiek misdrijf|politieke misdrijven]] en [[drukpersmisdrijf|persmisdrijven]] worden aan een [[jury (rechtspraak)|jury]] voorgelegd (in de [[Hof van Assisen|Assisenhoven]]). Dit is niet vereist voor racistische drukpersmisdrijven (art. 150).
 
De rechters zijn onafhankelijk in de uitoefening van hun rechtsprekende bevoegdheden. Het [[Openbaar Ministerie in België|openbaar ministerie]] is onafhankelijk in de individuele opsporing en vervolging, maar de justitieminister kan [[positief injunctierecht|vervolging bevelen]] en bindende richtlijnen vaststellen inzake strafrechtelijk beleid, inclusief opsporing en vervolging (art. 151, § 1).
Regel 351:
 
De Hoge Raad voor de Justitie oefent zijn bevoegdheden uit in volgende materies :
# de voordracht van de kandidaten voor een benoeming tot rechter of tot lid van het openbaar ministerie;
# de voordracht van de kandidaten voor een aanwijzing als voorzitter van een rechtbank of hof en in de functies van korpschef bij het openbaar ministerie;
# de toegang tot het ambt van rechter of van lid van het openbaar ministerie;
Regel 361:
## het ontvangen en het opvolgen van klachten inzake de werking van de rechterlijke orde;
## het instellen van een onderzoek naar de werking van de rechterlijke orde.
Onder de voorwaarden en op de wijze bepaald bij de wet, worden de bevoegdheden vermeld onder 1° tot en met 4° toegewezen aan de bevoegde benoemings- en aanwijzingscommissie en de bevoegdheden vermeld onder 5° tot en met 8° toegewezen aan de bevoegde advies- en onderzoekscommissie. De wet bepaalt in welke gevallen de commissies hun bevoegdheden gezamenlijk uitoefenen. De Raad kan nog bijkomende bevoegdheden krijgen bij [[bijzondere wet]] (art. 151 §3).
 
De [[vredegerecht|vrederechters]], de rechters in de rechtbanken, de raadsheren in de hoven en in het Hof van Cassatie worden door de Koning benoemd. Deze benoeming geschiedt op gemotiveerde voordracht van de bevoegde benoemings- en aanwijzingscommissie, bij een tweederdemeerderheid en na afweging van de bekwaamheid en geschiktheid. De voordracht kan enkel door de Koning worden geweigerd op de wijze bij de wet bepaald en mits motivering. De hoven geven, voorafgaandelijk aan de voordracht, een gemotiveerd advies over de benoeming van raadsheren (art. 151 §4). De voorzitters van de hoven en rechtbanken worden door de Koning aangewezen, op gemotiveerde voordracht van de bevoegde benoemings- en aanwijzingscommissie, bij een tweederdemeerderheid. De benoeming van de voorgedragen kandidaat kan enkel worden geweigerd mits motivering. In geval van aanwijzing tot eerste voorzitter van het Hof van Cassatie of van de hoven geven de betrokken algemene vergaderingen voorafgaandelijk aan de voordracht een gemotiveerd advies. De voorzitter en de afdelingsvoorzitters van het Hof van Cassatie, de kamervoorzitters van de hoven en de ondervoorzitters van de rechtbanken worden door de hoven en de rechtbanken in deze functies aangewezen uit hun leden. De wet bepaalt de wet de duur van de aanwijzingen in deze functies (art. 151 §5).
 
De magistraten worden onderworpen aan periodieke evaluaties (art. 151 §6), maar zijn overigens voor het leven benoemd. Zij worden in ruste gesteld op de bij de wet bepaalde leeftijd en genieten het bij de wet bepaalde pensioen. Geen rechter kan uit zijn ambt worden ontzet of worden geschorst dan door een vonnis. De overplaatsing van een rechter kan niet geschieden dan door een nieuwe benoeming en met zijn toestemming (art. 152). Dit artikel is opgenomen om te vermijden dat de regering een rechter die voor haar ongunstige uitspraken doet zou straffen door hem uit zijn ambt te ontzetten, te degraderen, over te plaatsen... Het biedt een grote waarborg voor de onafhankelijkheid van de rechters.
 
De Koning benoemt en ontslaat de leden van het [[Openbaar Ministerie in België|openbaar ministerie]] bij de hoven en rechtbanken (art. 153). Zij zijn de vervolgende overheid en voeren deels het vervolgingsbeleid van de regering uit. Zij zijn dus logischerwijs minder onafhankelijk van de regering dan de zetelende magistratuur.
Regel 376:
# dat van [[Antwerpen (stad)|Antwerpen]], waarvan het rechtsgebied de provincies [[Antwerpen (provincie)|Antwerpen]] en [[Limburg (Belgische provincie)|Limburg]] omvat;
# dat van [[Stad Luik|Luik]], waarvan het rechtsgebied de provincies [[Luik (provincie)|Luik]], [[Namen (provincie)|Namen]] en [[Provincie Luxemburg|Luxemburg]] omvat;
# dat van [[Bergen (België)|Bergen]], waarvan het rechtsgebied de provincie [[Henegouwen]] omvat.
 
In [[oorlog]]stijd zijn er militaire gerechten. De organisatie van de militaire gerechten, hun bevoegdheid, de rechten en verplichtingen van de leden van deze gerechten, alsmede de duur van hun ambt worden bij wet geregeld.
Regel 418:
De koning voert het bevel over de krijgsmacht, stelt de staat van oorlog vast alsook het einde van de vijandelijkheden. Hij brengt de kamers hiervan op de hoogte, zodra het belang en de veiligheid van de staat het toelaten (art. 167 §1 lid 2). Vier koningen hebben er beroep op gedaan: [[Leopold I van België|Leopold I]] (in de onafhankelijkheidsoorlog met [[Nederland (hoofdbetekenis)|Nederland]]), [[Leopold II van België|Leopold II]] (toen er dreiging was dat België in de Frans-Duitse oorlog van [[1870]] betrokken zou worden), [[Albert I van België|Albert I]] (in de [[Eerste Wereldoorlog]]) en [[Leopold III van België|Leopold III]] (in de [[Tweede Wereldoorlog]]). Ze meenden hiervoor niet, zoals voor andere handelingen, de steun van een minister nodig te hebben op grond van deze bepaling en het feit dat ze gezworen hadden "het grondgebied ongeschonden te bewaren" (zie art. 91). Na de [[Koningskwestie]] werd beslist dat dit artikel net zoals alle andere bepalingen van de Grondwet vereist dat de regering instemt met alle handelingen van de Koning.
 
Geen afstand, geen ruil, geen toevoeging van grondgebied kan plaatshebben dan krachtens een wet (art. 167 §1 lid 3). Dit artikel werd opgenomen om te vermijden dat de Koning zonder het parlement daarin te kennen een verdrag zou gesloten hebben met Nederland na de onafhankelijkheid.
 
De Koning sluit verdragen met betrekking tot de federale bevoegdheden, mits de kamers het goedkeuren (art. 167 §2). De deelstaatregeringen sluiten verdragen die betrekking hebben op hun bevoegdheden. Deze verdragen moeten instemming verkrijgen van het betrokken parlement (art. 167 §3). De bevoegdheid van de gemeenschappen en gewesten op dit vlak wordt nader geregeld in een [[bijzondere wet]] (art. 167 §4). De Koning kan de verdragen gesloten vóór 18 mei 1993 (de datum waarop de gemeenschappen en gewesten bevoegd werden om verdragen te sluiten) opzeggen in overeenstemming met de betrokken deelstaatregering (art. 167 §5). Deze bepaling was nodig omdat bij die verdragen België partij is en niet de deelstaat.
Regel 435:
Behalve voor de provincies, de polders en wateringen en de andere wettelijke uitzonderingen kan van de burgers geen [[retributie]] worden gevorderd dan als belasting ten behoeve van de staat, de gemeenschap, het gewest, de agglomeratie, de federatie van gemeenten of de gemeente (art. 173).
 
Elk jaar wordt door de Kamer van volksvertegenwoordigers de eindrekening vastgesteld en de [[begroting]] goedgekeurd (art. 174 lid 1). De eindrekening is het overzicht van inkomsten en uitgaven van het afgelopen jaar. Op die manier controleert het parlement of de regering het belastinggeld goed gespendeerd heeft. De begroting bevat een schatting van de inkomsten en uitgaven van het volgend jaar, waarvoor het parlement dan zijn toestemming moet geven. De Kamer van volksvertegenwoordigers en de senaat zijn wel bevoegd om te beslissen over hun eigen middelen, los van de regering (art. 174 lid 2). Dit zorgt ervoor dat de regering het parlement niet zonder financiële middelen kan zetten. Alle staatsontvangsten en -uitgaven moeten op de begroting en in de rekeningen worden gebracht (art. 174 lid 3). De regering kan dus niet in het geheim bepaalde middelen gebruiken, elke cent moet verantwoord worden.
 
Een bijzondere wet stelt het financieringsstelsel voor de Vlaamse en de Franse Gemeenschap vast. De parlementen van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap regelen, elk voor zich, de bestemming van hun ontvangsten bij decreet (art. 175). Ook voor de Duitstalige Gemeenschap (art. 176) en voor de gewesten (art. 177) geldt deze regeling. Onder de voorwaarden en op de wijze die de bijzondere wet bepaalt, draagt het parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest financiële middelen over aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en aan de Vlaamse en de Franse Gemeenschapscommissies (art. 178).
Regel 463:
Geen wet, geen besluit of verordening van algemeen, provinciaal of gemeentelijk bestuur is verbindend dan na te zijn bekendgemaakt in de vorm bij de wet bepaald (art. 190). Door dit artikel wordt vermeden dat de burger niet zou weten aan welke wetten en besluiten hij zich zou moeten houden. Die bekendmaking gebeurt wat de federale overheid en de deelstaten betreft in het [[Belgisch Staatsblad]].
 
Vreemdelingen genieten de persoonlijke en vermogenrechtelijke bescherming die voor Belgen geldt, tenzij de wet daarvan afwijkt (art. 191 - zie hoger: Nationaliteit en vreemdelingen).
 
Het opleggen van een [[eed]] en het vaststellen van de bewoordingen kan enkel bij wet (art. 192). Dit toon aan hoe groot het belang was dat vroeger aan zo'n zware morele verplichting werd gehecht. In de meeste gevallen luidde te tekst: "Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk".
Regel 472:
 
=== Herziening en coördinatie ===
Een herziening van de grondwet start met een verklaring door de federale wetgevende macht dat er redenen zijn tot herziening van bepaalde artikelen (art. 195 lid 1). De drie takken van de wetgevende macht, die in deze fase de ''pre-constituante'' worden genoemd, moeten hierover dezelfde verklaring afleggen. Enkel de artikelen die in de drie verklaringen voorkomen, zijn vatbaar voor herziening die aangenomen worden bij gewone meerderheid (50%+1). Na de verklaring zijn beide kamers van rechtswege ontbonden (art. 195 lid 2) en volgen er dus verkiezingen. Theoretisch krijgt de burger daardoor de mogelijkheid om zich in de verkiezingen uit te spreken over de voorgestelde wijzigingen. Na de verkiezingen komen de nieuwe kamers bijeen en beslissen, in overeenstemming met de Koning waarbij dit geheel de ''constituante'' vormt, over de punten die aan herziening zijn onderworpen (art. 195 lid 3 en 4). Ze mogen niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van hun leden aanwezig zijn. Een herziening is alleen aangenomen als ze ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen (art. 195 lid 5).
 
Er mag geen herziening van de Grondwet worden ingezet of voortgezet in oorlogstijd of wanneer de Kamers verhinderd zijn vrij bijeen te komen op het federale grondgebied (art. 196). Tijdens een regentschap mag in de Grondwet geen verandering worden aangebracht wat betreft de grondwettelijke macht van de Koning en de artikelen 85 tot 88, 91 tot 95, 106 en 197 van de Grondwet (art. 197).
Regel 488:
Naast de eigenlijke Grondwet bestaan in België nog twee andere teksten met grondwettelijke waarde:
*Decreet van 18 november 1830 (onafhankelijkheidsverklaring)<ref group="n">In de vertaling uit die tijd: "Den Volksraed van België verklaert plegtiglyk de onafhankelykheyd van het Belgische volk, behoudens de betrekkingen van Luxemburg met het duytsche verbond."</ref>
* [[Decreet betreffende de eeuwige uitsluiting van de familie Oranje-Nassau van enige macht in België|Decreet van 24 november 1830]] (uitsluiting van het huis Oranje-Nassau)<ref group="n">In de vertaling uit die tijd: "Den volksraed verklaert dat de leden van het stamhuys van Oranje-Nassau voor altyd uyt alle magt of gezag in België uitgesloten zyn."</ref>
 
Deze grondwettelijke status vloeit voort uit het decreet van 24 februari 1831 waarmee de ''Volksraed'' achteraf verklaarde dat hij deze twee eerdere decreten genomen had als "corps constituant". Van de onafhankelijkheidsverklaring is echter niet zeker of deze ook als decreet werd opgevat.<ref>{{aut|[[Adolphe Bartels]]}}, ''[http://books.google.be/books?id=V3M6AAAAcAAJ&pg=PA363 Documents historiques sur la révolution belge]'', 1836, p. 273-291.</ref> Klaarblijkelijk wilde men deze decreten buiten de Grondwet houden om ze niet voor herziening vatbaar te maken. Niettemin heeft de Raad van State geoordeeld dat de wetgevende macht ze toch kan opheffen of wijzigen.<ref>Advies van de Raad van State, afdeling Wetgeving, d.d. 15 juli 1993 bij het voorstel van wet tot afschaffing van het Decreet nr. 5 van 24 november 1830 waarbij de leden van het huis Oranje-Nassau voor altijd van alle macht in België worden uitgesloten van het Voorlopig Bewind.</ref> De Raad laat het zelfs aan de wetgever over om te beslissen of aan het decreet een rechtswaarde moet worden toegekend die gelijk is aan die van een grondwetsbepaling (en dus of een herzienbaarverklaring nodig is). In het parlement zijn herhaaldelijk voorstellen ingediend om het decreet voor herziening vatbaar te verklaren, als eerste stap naar een opheffing. De voorstellen in deze zin komen vaak van Vlaams-nationalistische politici.
Regel 495:
*In een toespraak tot de kamer over de impasse rond het [[Egmontpact]] kondigde [[Leo Tindemans]] in 1978 onverwacht het ontslag van [[Regering-Tindemans II|zijn regering]] aan. Hij wenste niet over de constitutionele bezwaren van de Raad van State heen te stappen, omdat "de Grondwet voor mij geen vodje papier is".<ref>{{aut|[[Norbert De Batselier]]}}, ''[http://books.google.be/books?id=F6mQvFBn-4IC&pg=PA106 Levende democratie. De kracht van een parlement in de 21ste eeuw]'', 2004, p. 105-106.</ref>
*Tijdens de [[Tweede Wereldoorlog]] overschreed Leopold III bewust de constitutionele grenzen. Klaarblijkelijk stootten zijn plannen op enige weerstand in katholieke kringen, want professor Louis Levaux rapporteert hoe Leopolds hofaalmoezenier, mgr. Colle, hen probeerde te overtuigen met de vraag "Hoe kunnen jullie nog geloven in dat vodje papier dat de grondwet is?".<ref>{{aut|Alain Dantoing}}, ''La "collaboration" du cardinal. L'Eglise de Belgique dans la Guerre 40'', 1991, p. 418. ("Comment pouvez-vous encore croire à ce chiffon de papier qu'est la constitution")</ref>
* [[Charles Baudelaire]] was in 1864-65 al met het grondwettelijk vodje op de proppen gekomen, in het postuum uitgegeven ''Arm België''. Hij schreef: "La constitution n'est qu'un chiffon. Les constitutions sont du papier. Les mœurs sont tout. — La liberté belge est un mot. Elle est sur le papier; mais elle n'existe pas, ''parce que personne n'en a besoin''" (vertaald: 'De grondwet is niet meer dan een vodje. Grondwetten zijn papier. Gewoontes zijn alles. De Belgische vrijheid is een woord. Ze is neergeschreven op papier, maar ze bestaat niet, want niemand heeft ze nodig').<ref>{{aut|[[Charles Baudelaire]]}}, ''[http://books.google.be/books?id=9wgkDAAAQBAJ&pg=PT1538 Oeuvres complètes]'', 2016, p. 1538.</ref>
 
==Zie ook==
* [[Nationaal Congres (België)]]
* [[Grondwettelijk Hof (België)]]
 
==Externe links==
Regel 514:
| wikivoyage =
}}
* [http://www.senate.be/doc/const_nl.html Actuele tekst van de Grondwet op de website van de Senaat]
* [https://senlex.senate.be/nl/dia/structure/str_32/toc Geannoteerde tekst van de Grondwet] (SenLex)
* [http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=1831020701&table_name=wet De Grondwet vóór coördinatie op Juridat]
* [http://books.google.be/books?id=hcJbAAAAQAAJ&printsec=frontcover&hl=nl#v=onepage&q&f=false Officieuze tweetalige editie van de oorspronkelijke Grondwet uit 1831]
 
{{Appendix||2=
Regel 523:
{{References|group=n||2}}
== Literatuur ==
* {{aut|[[Marnix Van Damme]]}}, ''Overzicht van het Grondwettelijk Recht'', Brugge, Die Keure, 2015, 449 p. {{ISBN|9789048620272}}
* {{aut|[[Jean Stengers]]}}, ''De koningen der Belgen. Macht en invloed'', Leuven, Davidsfonds, 1992, 357 p. {{ISBN|9061528011}}
*''De Grondwet Honderdvijftig Jaar. Ontmoeting 7 februari 1981. Verslagboek'', Brussel, Bruylant, 1981, 184 p. {{ISBN|2802702742}}
* {{aut|[[Michel Magits]]}}, ''De Volksraad en de opstelling van de Belgische Grondwet van 7 februari 1831. Een bijdrage tot de wordingsgeschiedenis van de Belgische konstitutie'', Brussel, doctoraatsthesis VUB, 1977
* {{aut|John Gilissen}}, "La Constitution belge de 1831. Ses sources, son influence" in ''Res Publica. Revue de l'Institut belge de science politique'', 1968, nr. 10, p. 107–141.
* {{aut|Willem Van Den Steene}}, ''De Belgische Grondwetscommissie (oktober-november 1830). Tekst van haar notulen en ontstaan van de Belgische Grondwet'', Brussel, Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten, 1963, 132 p.
 
== Verwijzingen ==
{{References|90%|3}}