Ionisatiepotentiaal: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Glrx (overleg | bijdragen)
Regel 7:
de IE daalt van boven naar beneden in de groep: de afstand tussen de positieve atoomkern en het negatief geladen elektron wordt groter, aldus wordt de aantrekkingskracht ertussen kleiner en kan het elektron makkelijker worden afgegeven. Binnen één periode stijgt de IE, de atoomlading wordt namelijk alsmaar groter (voor een constante afstand kern-elektron). De bijkomende elektronen zitten in dezelfde schil en schermen elkaar daardoor niet goed af. De effectieve elektrostatische aantrekking wordt daardoor steeds groter en het wordt dus moeilijker een elektron te bevrijden uit het atoom. Aan het einde van een periode (een edelgas) is de schil echter vol. Een volle schil schermt het volgende elektron dat in een volgende schil geplaatst moet worden (bij een alkalimetaal) bijzonder goed af. Het buitenste elektron van een alkalimetaal ervaart daarom maar weinig aantrekking door de kern en wordt gemakkelijk losgelaten. Dit verklaart de grote neerwaartse sprong in de potentiaal aan het einde van iedere periode.
 
[[File:First ionizationIonization energiesEnergy.pngsvg|thumb|400px|De eerste ionisatie-energie van de elementen]]
Uit de bijstaande grafiek komt ook heel goed naar voren dat de ns<sup>2</sup> configuratie van de elementen van de [[zinkgroep]] (Zn, Cd, Hg) steeds meer het karakter van een edelgas begint te krijgen bij de latere perioden. Dit komt doordat het energieverschil met de p-subschil die er vlak boven ligt in energie steeds groter wordt.