Eversberg (havezate): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Welder123 (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Labels: Bewerking via mobiel Bewerking via mobiele app Bewerking via iOS-app
Welder123 (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Labels: Bewerking via mobiel Bewerking via mobiele app Bewerking via iOS-app
Regel 5:
In 1382 werd Eversberg voor het eerst genoemd als katerstede (boerderij). In 1417 kreeg Seino ten Water het goed in handen. Waarschijnlijk was hij de grootvader of vader van Johan van den Water die het huis en landerijen in beheer kreeg van de bisschop van Utrecht, David van Bourgondië. Na twee eeuwen kreeg Adam van Heerdt en zijn vrouw Cornelia van Coeverden tot Rhaen het goed in het bezit. Cornelia was een dochter van Gosen van Coeverden de heer van havezate Rhaan in de buurtschap Rhaan nabij Hellendoorn. Van Adam van Heerdt wordt gezegd dat hij de Eversberg heeft gebouwd. In 1613 wordt hij voor het eerst toegelaten tot de Overijsselse Ridderschap. De Eversberg mag dan een havezate worden genoemd. Sinds 1619 maakte hij deel uit van de Gedeputeerde Staten van Overijssel en van 1637 tot 1638 was hij drost van het Drostambt Twente. In 1640 overleed hij en werd begraven in Rijssen. Zijn vrouw overleed 5 jaar eerder in 1635. De Eversberg kwam in bezit van hun enig in leven gebleven zoon Herman van Heerdt welke tweemaal huwde. Eerst met Everdina van Ittersum en na haar dood in 1651 met Anna van Coeverden van Scherpenzeel. In 1652 werd de Eversberg aangenomen als leengoed van de Provincie Overijssel. In de archieven werd beschreven dat Herman van Heerdt beleend werd met ”''het huis Eversberch mett allen andere getimmer, hoven, boulanden, weydelanden, hoylanden, soo daertoe worden gebruickt; het erve Colmans, gelegen voor de poorte van ‘t voorseide huis, met allen synen toebehooren, ten deele in Hellendoorn; het halve erve Pultvoort, mede aen Eversberch gelegen, met allen synen olde en nyen toebehoor, ten deele in Hellendoorn; met noch een kotterstede, staende in den kamp, het Nyelandt gehieten, soo als de voorseide parchelen aen ende om ‘t huis Eversberch in eenen krinck syn gelegen tott aen het erve ende landeryen, geheten Boomkate; voorts de visserye tot het huis Eversberch gehoorde”.'' Hierna verkreeg Herman van Heerdt oudste zoon Robert de Eversberg. In 1628 werd het schoorsteen- of vuurstedengeld ingevoerd. In het register dat bijgehouden werd stond dat de Eversberg in 1675 slechts vier vuursteden telde, daarmee behoorde het huis tot de kleinere huizen in Twente.
 
Een eeuw later en enkele telgen uit het geslacht van Heerdt verder kwam de Eversberg in het bezit van [[Thimon Cornelis van Heerdt tot Eversberg]] hij werd in 1786 toegelaten tot de Overijsselse Ridderschap en beleend met de Eversberg. Hij was opperstalmeester van stadhouder [[Willem V van Oranje-Nassau]]. Later werd Thimon in de periode 1801-1806 [[hofmaarschalk]] op [[Slot Oranienstein]] in [[Diez]]. Ook maakte hij de spaanse veldtochten onder leiding [[Arthur Wellesley]] [[de hertog van Wellington]] mee in de strijd tegen [[Napoleon Bonaparte]]. In 1815 verhief de koning hem tot [[graaf]]. Na het herstel van de [[Monarchie in Nederland]] werd Thimon van Heert tot Eversberg lid van de commisie tot ontwerp van de [[Nederlandse Grondwet]]. Tot 1824 nam hij zitting in de tweede kamer. Daarna nam hij tot aan zijn dood in 1844 zitting in de eerste kamer. De Eversberg werd sinds 1766 niet meer bewoond door de familie van Heerdt tot Eversberg en werd waarschijnlijk verhuurd. Omstreeks 1825 kwam er een nieuwe bewoner op het landgoed, baron Johannes Frederik van Sternbach geboren te [[Vaals]] in 1780. Hij trouwde in 1825 met Petronella Dubbeldemuts van Dijkck. Zij namen intrek in op het landgoed gelegen [[spieker]] Dijkhuis. Hoogstwaarschijnlijk was het Dijkhuis een zomerverblijf van de familie van Heerdt tot Eversberg. Over Baron van Sternbach zijn een aantal eigenaardigheden bekend, zo was hij jeneverstoker, waarnemend markenrichter van [[Noetsele]], landbouwer en hij hield zich bezig met kunstmest. Bijzonder te vermelden is dat het kunstmesttijdperk rond 1825-1830 nog niet was aangebroken. Waarschijnlijk ging het om het om gebruik van [[beendermeel]] welke overbleef uit de lijmkokerij. Baron van Sternbach overleed in 1835 op het Dijkhuis, zijn vrouw Petronello overleed “in volslagen armoede” in 1850 te [[Ootmarsum]] werden samen begraven in een grafkelder op het oude kerkhof van [[Hellendoorn]].
 
==De Eversberg en de Nederlandse Handelmaatschappij==
In 1835 betrok de Nederlandse Handelsmaatschappij de Eversberg. [[Thomas Ainsworth]] een Engels textieltechnicus en grondlegger van de katoenindustrie in Twente vestigde zich op de Eversberg waar hij woonde en kantoor hield. Ook werd er een textielschool gesticht welke later naar het aan de overkant van de rivier Regge gelegen [[Noetsele]] verhuisde.