Hart en vaatstelsel: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 175:
[[Bestand:Myocardium.jpg|thumb|left|150px|Boven een hartspier met veel [[Trabekel|sponsachtig]] poreus weefsel, onder een hartspier met vooral compact hartspierweefsel]]
[[Bestand:Four O2 systems for myocardium.jpg|thumb|310px|1) Sponsachtig hartspierweefsel zonder bloedvaten<br />2) Compact weefsel met [[coronaire bloedsomloop]]<br />3) Sponsachtig weefsel aan de binnenzijde, compact weefsel met coronaire bloedsomloop aan de buitenzijde<br />4) Gemengd myocardium met bloed in coronaire bloedsomloop stromend]]
Bij de eerste gewervelden zoals [[Petromyzontiformes|prikken]], [[slijmprikken]] en vissen bestaat het [[hartspierweefsel]] nog voor een groot deel uit [[Trabekel|sponsachtig]] poreus weefsel zonder bloedvaten. Door de open structuur zijn de lacunaire ruimtes tussen de [[spiercel]]len voldoende doorbloed om de hartspier van zuurstof te voorzien. Zij hebben dan ook een enkelvoudige bloedsomloop. Ook bij amfibieën en het grootste deel van de beenvissen bestaan de hartspieren voor een groot deel uit sponsig spierweefsel. De vroege amfibieën evolueerden vanuit twee takken. [[Temnospondyli]] en [[Lepospondyli]] werden de [[Lissamphibia|moderne amfibieën]], terwijl [[Anthracosauria]] evolueerde tot de [[Amniota]] met de [[reptielen]], [[dinosauriërs]], [[vogels]] en [[zoogdieren]]. Vroege Amnioata hadden waarschijnlijk een hartkamer die voornamelijk uit sponsachtig myocardium bestond, wat nu nog aangetroffen wordt bij reptielen als [[schildpadden]], en [[Lepidosauria]] – [[hagedissen]], [[slangenSphenodontia|brughagedissen]] en [[Lepidosauriaslangen]]. Dit hangt samen met de mate van activiteit van de dieren en zo beschikken de actievere [[pythons]] en [[varanen]] over meer compact weefsel.
 
Met de coronaire bloedsomloop als zuurstofvoorziening van het hart kunnen de hartspieren voor een deel uit compact spierweefsel bestaan. De spiercellen liggen hier dicht op elkaar zodat het bloed er niet direct tussendoor kan vloeien. Bij zoogdieren en vogels maakt compact weefsel verreweg het grootste deel uit van het hartspierweefsel, bij zoogdieren zo'n 99%. Krokodilachtigen hebben meer sponsachtig weefsel, maar de hartkamer bestaat wel voor een groot deel uit compact weefsel.