Nociceptie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
k ten opzicht van → ten opzichte van
Regel 11:
De zenuwuiteinden die de pijnprikkels detecteren, zitten over vele lichaamsdelen verspreid. In die zin is nociceptie net als [[proprioceptie]] en [[thermoceptie]] een diffuus gelokaliseerd [[zintuig]]. Aan de buitenkant van het lichaam zitten de pijnzenuwen in de huid, het hoornvlies en het trommelvlies, en aan de binnenkant van het lichaam bevinden de pijnzenuwen zich in de organen (viscerale pijnzin) en in het bewegingsapparaat.
 
De externe pijnprikkels die via pijnzenuwen in huid, hoornvlies en trommelvlies worden doorgegeven, zijn te verdelen in stekend en dof. Stekende pijn volgt snel op de pijnprikkel en is goed lokaliseerbaar. Doffe pijn volgt vlak na de stekende pijn, en is ten opzichtopzichte van de stekende pijn minder intens en minder goed lokaliseerbaar (onbestemder). Door hun volgordelijkheid heten ze ook wel primair en secundair.
 
De interne pijnprikkels die via pijnzenuwen in de organen en het bewegingsapparaat worden doorgegeven zijn dof en redelijk onbestemd. Veelal neigt de pijnzin van deze binnenste lichaamsdelen uit te stralen naar haar directe lichaamsomgeving. Zo kan spierpijn leiden tot een gevoel van stramheid in het hele bespierde lichaamsdeel. Ook een wat onbestemde aanduiding als ‘buikpijn’ kan duiden op een uitstralingseffect van de pijnzin vanuit een specifiek ‘pijngevend’ orgaan in de buik naar de gehele buikholte.