Bovenleiding: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Nietszeggende categorie Spoorwegterminologie verwijderd
taal
Regel 20:
De bovenleiding bestaat uit een of twee rijdraden of soms een stroomrail waar de [[stroomafnemer]] of pantograaf de stroom aan onttrekt.
 
Bij lage [[hoogspanning (elektriciteit)|bovenleidingspanningen]] zoals in België, Nederland en de op 1500 [[volt (eenheid)|Voltvolt]]<ref>{{Citeer web | url = https://www.kennisplatform.nl/sterkte-magneetvelden-bovenleidingen-treinen/ | titel = Bovenleidingen van treinen, tram en trolleybus | uitgever = Kennisplatform}}</ref> geëlektrificeerde lijnen in Frankrijk, is er sprake van een grote elektrische stroom (meerdere kilo[[Ampère (eenheid)|ampères]]) en gebruikt men meestal twee rijdraden naast elkaar om de elektrische weerstand te beperken. De bovenleiding wordt gevoed door [[onderstation]]s. Lage bovenleidingsspanningen leggen soms beperkingen op aan de [[Exploitatie|uitbating]] van spoorlijnen, omdatdoordat de onderstations soms het gevraagde [[Vermogen (natuurkunde)|vermogen]] niet kunnen leveren, erbijvoorbeeld bijvoorbeeldals twee zware treinen tegelijk vertrekken. Ze zullen dan slechts langzaam kunnen optrekken.
 
Bij hoge spanningen speelt dit probleem veel minder. Ook volstaat dan een enkele rijdraad.
Regel 29:
De gewichten zijn niet voldoende: de draad zal een beetje doorzakken. Er wordt gebruikgemaakt van kettingophanging: de draad wordt met verticale hangdraden opgehangen aan een draagkabel die in bogen tussen de portalen hangt. Door deze kettingophanging hangt de rijdraad vrijwel horizontaal en is bij hogere snelheden een goed contact tussen stroomafnemer en rijdraad mogelijk. Op baanvakken waar sneller dan 140&nbsp;km/h mag worden gereden, is het noodzakelijk dat de draagkabel met gewichten beweegbaar wordt afgespannen. De draagkabel bestaat uit een aantal lagen koperdraad die beurtelings links- en rechtsom zijn gevlochten.
 
Bij de [[Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen|Belgische spoorwegen]] en bij de 1500 volt-bovenleiding in [[Frankrijk]] wordt vaak gebruikgemaakt van een extra draagkabel vlak boven de [[koper (element)|koperen]] rijdraden, de zogenaamdezogenoemde compound-bovenleiding.
 
De [[bovenleidingsportaal|portalen]] zijn van staal of beton en staan op afstanden van ongeveer 70 meter uit elkaar.
Regel 43:
In Nederland hangt de bovenleiding van de trein meestal op 5,50 meter hoogte boven de kop van de spoorstaaf. De minimale hoogte is 5,10 meter. De voormalige [[Zoetermeer Stadslijn]] vormde een uitzondering met een bovenleidinghoogte van 4,65 meter.
 
Op enkele plaatsen is de bovenleiding onderbroken boven een beweegbare brug (bijvoorbeeld bij de spoorbrug over de [[Drentsche Hoofdvaart]] bij Meppel of de draaibrug bij Alphen aan den Rijn). Elektrische treinen kunnen met de pantograaf omhoog doorrijden, omdatdoordat de bovenleiding er geleidelijk aan omhoog loopt en aan de andere zijde weer omlaag, waarbij de stroomafnemer eerst in de uiterste stand omhoog komt en vervolgens weer tot de normale hoogte wordt ingedrukt. Wel moet in dat geval vaak de [[elektrische tractie|tractiestroom]] worden uitgeschakeld om de vorming van een [[vlamboog]] te voorkomen, die de bovenleiding kan beschadigen.<ref>[http://www.ivw.nl/seinenboeksite/ Seinenboek (Inspectie Verkeer en Waterstaat)], hoofdstuk 8: Seinen voor E-tractie.</ref> Bij andere bruggen is een deel van de bovenleiding vast aan de brug bevestigd en gaat dit deel mee open. Ook voor trams wordt dit wel toegepast. Het met de pantograaf omhoog rijden over een stuk spoor zonder bovenleiding wordt alleen in Nederland toegepast. Daarom moeten de pantografen van buitenlands materieel dat op het Nederlandse net rijdt, zoals de [[Beneluxtrein]]en en de [[Thalys]], voorzien worden van een nok die voorkomt dat de pantograaf op de stukken zonder bovenleiding te ver uitklapt. In het eigen land moet deze voorziening weer uitgezet worden, omdat het in strijd is met de voorschriften voor het Belgische spoor.
 
In België wordt de bovenleiding op mobiele bruggen niet onderbroken, maar mogen treinen ze slechts gebruiken bij snelheden onder 60&nbsp;km/h. Als een trein sneller rijdt, moet hij zijn pantograaf laten zakken. Dit is trouwens geen probleem voor een elektrische trein: accu's blijven verlichting (soms slechts gedeeltelijk), omroepsysteem e.d. van stroom voorzien. Deze accu's worden opgeladen tijdens het rijden.
Regel 63:
Bij [[tram]]s worden de rijdraden vaak direct met spandraden naar masten aan de kant van de straat, tussen de sporen of aan [[muurrozet]]ten in gevels van de gebouwen afgespannen. Doordat de bovenleiding niet met gewichten afgespannen kan worden, hangen de bovenleidingen van trams tijdens warme zomers slap en neemt de kans op een kapotgetrokken bovenleiding toe. Dit probleem bestaat nauwelijks meer, want er wordt meer gewerkt met beweegbare wielafspanningen die door middel van gewichten worden belast.
 
In [[Den Haag]] wordt sinds de jaren vijftig over grote delen van het net met kettingophanging gewerkt, met genoemde gewichtsafspanning over "kettingwielen", zoals bij alle spoorwegen. Verder zijn er de veerafspaningenveerafspanningen die op de lengte van de sectie berekend worden. Meestal worden deze veerafspanningen gebruikt bij korte secties zoals een wisseldraad. Ze zijn er voor de spandraden, zodat onderhoud van bijvoorbeeld slap komende spandraden door de kracht op de mast de mast voorover trekt en de spandraad slap wordt.{{Bron?|Snap ik niet, slecht geformuleerd|2017|7|28}} Door daar een spanveer met een bepaalde trekkracht in te bouwen wordt voorkomen dat de spandraad slap wordt. Kettingophanging komt ook veel voor in [[Nederland]] bij [[sneltram]]s, de [[Haagse tram]] en in Amsterdam en Rotterdam op uitlopers van het net buiten het centrum, waar sneller gereden wordt. Ook bij vroegere interlokale tramlijnen kwam dit vaak voor.
 
In België komt kettingophanging alleen bij de overblijfselen van het streektramnet aan de Vlaamse kust en rondom [[Charleroi]] voor. Doordat een tram minder [[elektrische stroom|stroom]] nodig heeft, volstaat één rijdraad. Recent werd in [[Gent]] de gehele trambovenleiding vernieuwd, waarbij op sommige secties voor het eerst kettingophanging werd toegepast. Alleen de [[Utrechtse sneltram|sneltram Utrecht - Nieuwegein/IJsselstein]] heeft twee rijdraden, dit is een overblijfsel van de oorspronkelijke plannen om een [[Stadsgewestelijk Materieel|Sprinter]] op deze lijn te laten rijden.