Verdrijving van Duitsers na de Tweede Wereldoorlog: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
AbdulRahiem (overleg | bijdragen)
Regel 13:
De [[Regering in ballingschap|exil-regeringen]] van [[Tsjecho-Slowakije]] en [[Polen]], besloten in de eindfase van de [[Tweede Wereldoorlog]] tot het massaal uitwijzen van Duitsers uit het Tsjechoslowaakse en Poolse staatsgebied, respectievelijk in de van Duitsland te annexeren provincies. In het Engelse parlement was daarvoor instemming, al was toen nog niet geheel duidelijk welke gebieden van Duitsland onder die, met name Poolse, annexaties zouden vallen. De Verenigde Staten waren in dit opzicht het meest behoudend en wilden [[Neder-Silezië (provincie)|Neder-Silezië]] en het grootste deel van [[Pommeren (streek)|Pommeren]] niet door Polen laten annexeren. Alle geallieerden vonden verdrijvingen uit de annexaties noodzakelijk om te zorgen voor etnische en nationale homogeniteit en om territoriale aanspraken door Duitsland op deze gebieden in de toekomst te voorkomen. Ook de andere staten zouden zich mogen ontdoen van Duitstalige minderheden om op die wijze hun nationale homogeniteit na de oorlog te kunnen versterken. Naar de woorden van [[Winston Churchill|Churchill]] was juist de heterogeniteit van de Midden-Europese staten een aanleiding geweest voor het doen uitbreken van van de Tweede Wereldoorlog door Duitsland en Italië en hun bondgenoten Hongarije, Slowakije en Roemenië. Pas op 10 december 1948, dus nadat de verdrijvingen hadden plaatsgevonden, werd de ''Universele Verklaring van de Rechten van de Mens'', al in 1945 opgesteld, geratificeerd door de betrokken staten. In deze tot op heden geldende verklaring is bepaald dat vluchtelingen en verdrevenen het recht hebben om terug te keren naar de staat die zij verlaten hebben. De betrokken staten stellen dat dit principe pas als geldend beschouwd kan worden vanaf het moment dat de ratificatie plaatsvond. Formeel juridische vragen blijven onopgelost: wordt met 'terugkeer naar de staat', het staatsgebied bedoeld ten tijde van de bevolkingsverdrijving of (ook) de daarmee in verband staande en door de betrokken staat nadien geannexeerde gebieden. De formeel juridische kwestie is vervolgens: kunnen de ca. negen miljoen Duitsers die tussen 1945 en 1948 hun woongebieden verlieten die tot maart 1945 als Duits staatsgebied golden, en daarna als Pools of Russisch, Duits staatsgebied hebben verlaten of verlieten zij Pools dan wel Russisch staatsgebied. En zijn zij dan in dat laatste geval vreemdelingen, die 'uitgewezen' werden naar hun eigen staatsgebied, zonder recht te behouden op terugkeer.
 
Toen de Sovjet-Unie met haar troepen de [[Oder]] en de [[Neisse (rivier)|Neisse]] had overschreden, werden deze rivieren de nieuwe westgrens van Polen nadat het burgerlijke gezag door de Sovjets tot aan de rivier werd overgedragen aan Poolse autoriteiten. Vervolgens is een groot deel (90%) van de bijna tien miljoen Duitse staatsburgers dat beoosten deze rivieren woonde, is, voor zover al niet sinds januari 1945 tot aan de [[Conferentie van Potsdam]] op de vlucht, tot aan 1949 uitgewezen. Kleinere groepen die voor de wederopbouw en de instandhouding van de industrie nodig waren werden pas in de loop van de jaren vijftig uitgewezen naar de [[Duitse Democratische Republiek|DDR]]. Daarnaast zijn eveneens meer dan 90% van de Duitstalige (etnische of wel [[Volksduitsers]]) minderheden in Polen (in zijn vooroorlogse omvang), Tsjechoslowakije (de zogenaamde [[Sudetenduitsers]]) en Joegoslavië gevlucht of uitgewezen. Hongarije en Roemenië mochten de helft van hun Duitstalige minderheden uitwijzen en de Sovjet-Unie hield er na de vlucht van honderdduizenden de helft achter, die zij niet wilde uitwijzen maar naar [[Siberië]] of [[Kazachstan]] deporteerde (zogenaamde Sovjet-Duitsers). Terwijl in 1944 in de genoemde landen nog 8,5 miljoen zogenaamde [[Volksduitsers]] woonden, was in 1950 het totale aantal etnische Duitsers dat nog steeds in Oost-Europa woonde gedaald tot 2,6 miljoen, waarvan de meesten in de Sovjet-Unie. In veel Engelstalige literatuur worden de aantallen uitgewezenen gereduceerd omdat men zich op het standpunt stelt dat alleen de door de [[Conferentie van Potsdam]] ''geautoriseerde'' aantallen genoemd moeten worden. De werkelijkheid was echter anders. In Potsdam wisten de Geallieerden namelijk niet hoeveel Duitsers er nog aanwezig waren, en werd uitgegaan van oncontroleerbare getalsopgaven door de Sovjet-autoriteiten. Bovendien werd aan de reeds gevluchten het recht ontzegd om terug te keren, en zo werden zij op deze formele grond niet als 'verdreven' beschouwd, maar als op eigen gezag vertrokken migranten.<ref>{{en}} {{Citeer boek|achternaam = Wayne Slater | voornaam = | auteurlink = | medeauteurs= | datum = 1 juli 1997 | titel = The Penguin Historical Atlas of the Third Reich | uitgever = Penguin | plaats = | ISBN = 978-0140513301 | pagina's = | taal = | URL = | bezochtdatum =}}</ref>
 
In Duitsland en Oostenrijk vormden de vluchtelingen die ''Heimatvertriebenen'' genoemd werden een belangrijke maatschappelijke groep. In de [[Bondsrepubliek Duitsland (1949-1990)|Bondsrepubliek]] leefden er rond 1950 7,7 miljoen, in de [[Duitse Democratische Republiek|DDR]] 3,9 miljoen en in Oostenrijk 0,4 miljoen. Alleen in de Bondsrepubliek mochten zij zich organiseren en bestond er enige tijd ook een politieke partij, de [[Gesamtdeutscher Block/Bund der Heimatvertriebenen und Entrechteten]]. Het ''[[Wirtschaftswunder]]'' was de basis waarop zij in de Bondsrepubliek hun vluchtelingenkampen hebben kunnen verlaten en zich konden integreren. Overal in de Bondsrepubliek ontstonden toen voor hen gebouwde nieuwe woonwijken bij dorpen en steden. Wijken die aan de naamgeving, ook van hun straten, nog als zodanig herkenbaar zijn. Lange tijd behielden de 'Heimatvertriebenen' een aanzienlijke politieke invloed met name in de gevestigde partijen (CDU/CSU en [[Sozialdemokratische Partei Deutschlands|SPD]]). In de [[Duitse Democratische Republiek|DDR]] was het hen verboden zich in organisaties met elkaar te verbinden, en werd stilzwijgende integratie van staatswege verplicht gesteld. Tot op de dag van vandaag organiseren zij en ook hun nakomelingen zich in verschillende zogeheten [[Landsmannschaft]]en. Hun invloed daalde sinds de jaren zestig aanzienlijk omdat het onderwerp van de verdrijving in de [[Bondsrepubliek Duitsland (1949-1990)|Bondsrepubliek]] niet langer politiek correct werd geacht en in de DDR geheel buiten de orde was gesteld.