Nederlands: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
F. Beersmans (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 45:
De scheiding tussen de continentale en de kustvarianten van het [[West-Germaans]] liep vóór de [[5e eeuw]] dwars door wat nu Nederland en Noordwest-Duitsland heet. De kusttaal (in de wetenschappelijk literatuur [[Ingveoons]] genoemd) verspreidde zich aan de hand van [[Ingveoonse talen#Ingveoonse klankverschuivingen|Ingveoonse klankverschuivingen]] in afnemende mate in zuidoostelijke richting. De Friese en Saksische dialecten hebben op het vasteland het meest onder invloed ervan gestaan. In mindere mate hebben ook het West-Vlaams en het Hollands Ingveoonse kenmerken, dialecten die aan de basis hebben gestaan van het huidige Standaardnederlands.
 
In Engeland werd het [[Oudengels|Angelsaksisch]], ook een van de Ingveoonse talen, na de [[Normandische invasie]] (1066) sterk geromaniseerd. Alleen in het [[Friese talen|Fries]] bleef de kusttaal op het continent bewaard. Door de opeenvolgende [[Hoogduitse klankverschuiving]]en ontwikkelde zich tussen de [[4e eeuw|4e]] en de [[9e eeuw]] in het continentale West-Germaans een verwijdering tussen het zogenaamde [[Nederfrankisch]] en [[Nedersaksisch]] aan de ene zijde en het [[Middelduits]] en [[Opperduits]] aan de andere zijde. Het Nederfrankisch zou uiteindelijk de basis worden van wat nu Nederlands is, terwijl het huidige Duits zijn basis vooral in het Opperduits heeft.<ref>Guy Janssens, Ann Marynissen: ''[http://books.google.nl/books?id=JOo9oNIUcFUC&lpg=PP1&dq=geschiedenis%20van%20het%20nederlands&hl=nl&pg=PA53#v=onepage&q=nederduits&f=false Het Neederlands vroeger en nu], via Google Books''</ref> De taalscheiding verdiepte zich niet alleen, maar schoof ook geografisch naar het noorden op.
 
Pas in de [[16e eeuw]] begonnen de vele regionale talen in de gebieden waar nu Nederlands wordt gesproken aan hun ontwikkeling tot één standaardtaal. Tot dan toe kende elke regio haar eigen geschreven vorm(en) en daarin weken die in het zuidoosten (Limburg) en noordoosten (van [[Groningen (provincie)|Groningen]] tot de [[Achterhoek]]) het meest af. Zij waren verwant aan de talen van het [[Hanze]]gebied en [[Munsterland]] resp. het Nederrijngebied en zouden later nauwelijks deelnemen aan de vorming van een algemene Nederlandse standaardtaal. Het economisch en bestuurlijk zwaartepunt in [[Graafschap Vlaanderen|Vlaanderen]] en [[Hertogdom Brabant|Brabant]], met bijna de helft van de inwoners van de Nederlanden, weerspiegelde zich ook in de dominantie van de geschreven varianten uit die gewesten. De Hollands-Utrechtse variant was daarnaast een goede tweede. Deze schrijftalen waren academisch omdat ze vooral op de kanselarijen van vorsten, kloosters en steden en nauwelijks door de ongeletterde bevolking werden gebruikt.