Wenceslas Cobergher: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k -/- spaties voor ref (verzoek op WP:VPB)
minus hyperlinks jaartal
Regel 3:
 
== Biografie ==
In 1573 ging Cobergher in [[Antwerpen (stad)|Antwerpen]] in de leer bij schilder [[Maerten de Vos]]; in [[1579]] verbleef hij kort in [[Parijs]], waarna hij terugkeerde naar [[Antwerpen (stad)|Antwerpen]] en vervolgens naar [[Italië]] reisde. Hij vestigde zich in [[Napels (stad)|Napels]] en werkte er eerst onder contract bij de Vlaamse schilder en kunsthandelaar [[Cornelis de Smet]], vanaf [[1591]] werkte hij voor een andere landgenoot, de schilder Jacob Franquart de oudere ([[1551]]-[[1601]]). In [[1597]] vestigde hij zich in [[Rome (stad)|Rome]]. Na de dood van zijn eerste vrouw trouwde hij met Susanna Franquart, de dochter van [[Jacques Franquart]] en de zus van de architect [[Jacob Franquart]], die eveneens in [[Rome (stad)|Rome]] leefde.
 
Tijdens zijn verblijf in [[Italië]] was Cobergher voornamelijk actief als schilder. De door hem geschilderde altaarstukken zijn nog steeds aanwezig in de kerken van [[Napels (stad)|Napels]]. Ze behoren in zekere mate tot het [[eclecticisme]] met zowel maniëristische als klassieke elementen ingewerkt en karakteristieken van de post rooms-katholieke kunst in [[Italië]]. Enkele voorbeelden zijn ''De opstanding'' in S. Domenico Maggiore, ''De kruisiging'' in S. Maria di Piedigrotta en ''De geboorte van Christus'' in S. Sebastiano. Uit zijn Romeinse tijd bestaat er nog het sobere en monumentale schilderij "Nederdaling van de H. Geest" (1598) in de kerk Santa Maria Maggiore. Dit schilderij heeft veel gemeen met de proto-barokke stijl van [[Annibale Carraci]] en de pre-barokke stijl van [[Federico Barocci]] beiden invloedrijke schilders uit dezelfde periode in Rome.<ref>Hans Vlieghe (1998), Flemish Art and Architecture 1585-1700; Yale University Press ISBN 0-300-07038-1</ref> Hij besteedde ook veel van zijn tijd in Rome aan de studie van antieke gebouwen, beeldhouwwerken, en muntstukken. Tekeningen en beschrijvingen van laatstgenoemde zijn verzameld in twee bundels manuscripten in de Koninklijke bibliotheek (Albert 1) in [[Brussel (stad)|Brussel]]. Deze bundels worden verondersteld de enige bewaard gebleven stukken te zijn van de reeks manuscripten die Cobergher na zijn dood heeft nagelaten, over zijn ervaring met antieke architectuur, sculptuur en schilderkunst, de representatie van Griekse en Romeinse goden en godinnen in kunst, en antieke muntstukken. Als architect zou hij in [[Italië]] verscheidene fonteinen en kanalen ontworpen hebben, er zijn echter geen overgeleverde documenten om deze activiteiten te bevestigen. Cobergher verbleef nog steeds in Antwerpen wanneer de Young Arches Guild hem de opdracht gaf ''De marteling'' van St. Sebastiaan te schilderen voor hun altaar in de kathedraal.<ref>MEGANCK, T., ''De kerkelijke architectuur van Wensel Cobergher (1557/61-1634) in het licht van zijn verblijf te Rome.'', Brussel, 1998, p.37-45</ref> In dit schilderij komen duidelijk de invloed van Barocci tevoorschijn met de geladen lichteffecten, de emotionele gelaatsuitdrukkingen en de suggestieve weergave van diepte.
 
Zijn schilderijen tonen aan dat hij zich telkens kon aanpassen aan de afwisselende smaak van de steden waar hij verbleef.
 
Na het ontvangen van uitstekende verslagen over zijn verwezenlijkingen in [[Italië]], nodigden de aartshertog Albert en zijn echtgenote Isabella hem uit om terug te keren naar de [[Zuidelijke Nederlanden]].<ref>A.R.A.B, Collection des papiers de l’Etat et de L’Audience, nr. 627: corresp. Hist, T. III: aoüt-déc’, 1600, f. 342</ref> Hij arriveerde in [[Brussel (stad)|Brussel]] in september [[1601]], in de jaren [[1603]] en [[1604]] verbleef hij echter opnieuw in [[Rome (stad)|Rome]], ditmaal om familiale redenen. Terug in [[Zuidelijke Nederlanden]] werd hij in [[1604]] ingeschreven als meester in de gilde van St. Lucas in [[Antwerpen (stad)|Antwerpen]]. Twee altaarstukken zijn bekend van het volgende jaar: ''De getuigenis'' en ''St. Helena en het heilige kruis''. Het valt op dat hij ook ditmaal zich aangepast heeft aan de Antwerpse traditie van het altaarstuk, zoals in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen.
 
Hoewel het niet lijkt dat hij de schilderkunst volledig heeft verlaten, was hij de volgende jaren hoofdzakelijk actief als architect. Op 24 december [[1605]] werd hij aangesteld als ‘''architecte et ingenieure''’ van de aartshertogen. Hij kon zich hierbij beroepen op zijn ervaring in Italië, waar hij verschillende jaren gewerkt had onder leiding bekwame architecten in Napels en meegewerkt had aan de bouw van een groot aantal gebouwen en paleizen in Napels en Rome.<ref>J. H. Plantenga, L'Architecture religieuse du Brabant au XVIIe siècle; Den Haag, 1926</ref> Hiervan zijn er geen concrete bewijzen overgebleven, maar hij moest in elk geval zeer vertrouwd geweest zijn de transalpijnse architectuur.
 
De aarsthertogen vertrouwden hem verschillende bouwactiviteiten toe in hun paleis in [[Brussel (stad)|Brussel]] en in hun kastelen in [[Tervuren]] en [[Morlanwelz|Mariemont]]. In [[1610]] ontwierp hij in samenwerking met Salomon de Caus fonteinen voor de vijvers nabij het paleis in [[Brussel (stad)|Brussel]]. Niets van deze werken overleefde, evenmin een van eerste zijn belangrijkste opdrachten voor de aartshertogen, de kerk en het klooster van de ongeschoeide [[Karmelieten]] in [[Brussel (stad)|Brussel]], gebouwd tussen 1607 en 1611 maar afgebroken op het einde van de 18de eeuw. Een nog bestaande ets van dit klooster uit begin 18de eeuw toont de façade die geînspireerd is op de façade van de [[Chiesa del Gesù|Gesùkerk]] van de Jezuîtenorde in Rome, die toen nog maar onlongs gebouwd was. Dit is het eerste gekende voorbeeld van de verspreiding van deze stijl in de Zuidelijke Nederlanden. Belangrijker en tevens Coberghers meesterwerk, is de nog steeds bestaande basiliek van [[basiliek van Scherpenheuvel|Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel]]. Deze pelgrimskerk werd in opdracht van de aartshertogen gebouwd in [[Scherpenheuvel (plaats)|Scherpenheuvel]] ([[Vlaams-Brabant|Brabant]]). In [[1614]] maakte Cobergher een ontwerp voor de stadshal in [[Aat|Ath]], [[Henegouwen]], en in [[1615]] voor de kerk van St. Augustinus (afgewerkt in [[1618]]) in [[Antwerpen (stad)|Antwerpen]]. In [[1618]] werd Cobergher aangesteld als hoofdopzichter van de publieke pandjeshuizen. Hij stierf op 23 november [[1634]] te [[Brussel (stad)|Brussel]].<ref name="GROVE ART ONLINE"/>
 
<gallery>
Regel 22:
 
== Studie van de antieken ==
Toen hij zich in [[1579]] in [[Rome (stad)|Rome]] vestigde kwam hij in contact met de [[Antieken]] en de geschriften van [[Vitruvius (architect)|Vitruvius]]. Coberghers interpretatie van de [[Oudheid]] was meer theoretisch onderbouwd dan die van zijn voorgangers. In tegenstelling tot de technische allround vorming van de middeleeuwse bouwmeesters beantwoordde Cobergher veeleer aan het Vitruviaanse ideaal van de universele kunstenaar. Tijdens zijn in-situstudie van antieke tempels, thermen en mausolea registreerde Cobergher de precieze afmetingen en proporties. Op basis daarvan wilde hij de architectuurtraktaten van [[Andrea Palladio]] en van [[Sebastiano Serlio]] verbeteren.<ref>MOREEL, L., ''Un génie oublié de la Renaissance: Wenceslas Cobergher (1557-1634)'', Parijs, 1951, p. 11-12.</ref> Hij analyseerde ook bouwwerken die nog niet in publicaties waren opgenomen en die volgens hem met meer kennis van bouwkunst waren gemaakt dan de manier waarop [[Vitruvius (architect)|Vitruvius]] ze had beschreven. Hij vond dat de architect een geleerde moest zijn, die kwantitatieve, kwalitatieve en sociale premissen van een goed werk kan waarmaken. Het was de bedoeling al die bevindingen in een eigen theoretisch werk uit te geven.<ref>MEGANCK, T., 1998, p.141.</ref> Helaas is er niets van zijn geschreven werk overgeleverd.<ref>SCHOY, A., ‘Wenceslas Coebergher’, ''Les grands architects de la renaissance aux Pays-Bas'', 1878, p.6.</ref>
 
== Belangrijkste werken ==
===== Karmelietenkerk, Brussel, 1607-11 =====
Cobergher ontwierp de eerste barokkerk van de ongeschoeide [[Karmelieten]] in [[Brussel (stad)|Brussel]]. Het werd gebouwd onder zijn toezicht in [[1607]]-11. Verder werden er in [[1613]] en [[1615]] decoratieve barokelementen toegevoegd. Uit gravures van de kerk kan men afleiden dat de façade afkomstig is van laat-16de-eeuwse Romeinse voorbeelden zoals de façade van [[Giacomo della Porta]] voor S. Maria Transpontina.<ref>MEGANCK, T., 1998, p.60-62.</ref>
 
===== Basiliek van Onze-Lieve-Vrouw, Scherpenheuvel, 1609-24 =====
De constructie begon onder zijn algemeen toezicht in [[1609]] en duurde tot [[1624]]; het zware [[belfort (toren)|belfort]] bleef onafgewerkt. Het is de eerste belangrijke overkoepelde kerk met een centraal plan in de [[Zuidelijke Nederlanden]], en zijn stijl zou gekarakteriseerd kunnen worden als vroegbarok. De centrale ruimte onder de koepel is gebaseerd op een regelmatige zevenhoek. Deze symboliseren de zeven deugden van de maagd aan wie de kerk is opgedragen.<ref>DE VOS, D., ''Cobergher en Francart: ingéniaire et architecte des archiducqz altezzes sérénissimes'', Universiteit Gent, Vakgroep ingenieurswetenschappen, 1998.</ref>
 
===== [[Sint-Augustinuskerk (stad Antwerpen)|Sint-Augustinuskerk]], Antwerpen (1615-18) =====
Deze kerk gelegen in de Antwerpse Kammenstraat, wordt gekenmerkt door een expressieve en [[vernaculair]]e stijl. Op de gevel bevinden zich brede horizontale en verticale stroken van steen die het metselwerk verdelen in rechthoekige secties, herinnerend aan de stijl van [[Hans Vredeman de Vries]]. Hij temperde echter dit [[Traditionalisme (architectuur)|traditionalisme]] met decoratieve barokke vormen. Diezelfde gemengde stijl komt ook voor in de Sint-Hubertuskapel ([[1617]]) in [[Tervuren]], dewelke is toegeschreven aan Cobergher, het geveltype is later door andere architecten overgenomen en verder ontwikkeld, bijvoorbeeld in St. Barbara’s ([[1665]]-7), [[Diest]], en de [[abdij van Averbode]] ([[1664]]-72).<ref name="GROVE ART ONLINE"/>
 
===== [[Berg van barmhartigheid|Bergen van Barmhartigheid]] =====
Cobergher introduceerde deze instelling zelf in de [[Zuidelijke Nederlanden]], het voorbeeld volgend van de Monti di Pietà in [[Italië]]. Hier gaf men gratis leningen zonder interest, maar met onderpand. Tussen [[1618]] en [[1633]] opende hij ten minste 15 van deze bergen van Barmhartigheid. De eerste was [[Berg van Barmhartigheid (Brussel)|die van Brussel]] in het door hemzelf aangekochte Hof van Beersel. Andere werden door Cobergher ontworpen, zoals die in [[Gent]] (geopend in [[1622]]), [[Arras]] ([[1624]]), [[Rijsel]] ([[1628]]) en [[Sint-Winoksbergen]] ([[1633]]). Hierbij werden barokke kenmerken terug voorzichtig geïntroduceerd in een voordien traditioneel plan. Deze gebouwen zijn misschien niet zo opmerkelijk op vlak van architectuur, maar wel op het vlak van een aantal fragmenten zoals de portalen, de patronen en symbolen, de indeling, heel eenvoudig en praktisch voor die periode.<ref>SCHOY, A., 1878, p.2-4.</ref>
 
Er worden twee boeken over de Bergen van Barmhartigheid aan hem toegeschrevenː