Charivarius: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Charivarius: discutabel, zeker zonder bron
Regel 25:
De Charivarius-rubriek werd door Nolst Trenité voortgezet tot ''De Groene'' in 1940 door de bezetter verboden werd. Er zijn drie bloemlezingen ''Charivari'' (1913) en ''Charivaria'' (1915 en 1916) van verschenen, maar ook vijf bundels onder de naam ''Ruize-rijmen'' (1914-1918), waaruit in 1922 een bloemlezing werd samengesteld, eveneens onder de titel ''Ruize-rijmen''.
 
De rubriek bestond deels uit ironische en soms cynische rijmen (vooral die over het bloedvergieten van de [[Eerste Wereldoorlog]]), deels uit een ironische benadering van taalontsporingen die Charivarius in allerlei publicaties signaleerde, en hij was waarschijnlijk de eerste, die dat in deze vorm goot. Uitingen van stilistisch onvermogen werden door hem met een toepasselijke naam bedacht, zoals de ''hijgstijl'' of het verschijnsel ''[[Inversie (taalkunde)#Foute inversie: tantebetjestijl|tante betje]]'', een term die tegenwoordig nog steeds wordt gehanteerd.
 
Weinigen zouden hebben gehoord van [[Contaminatie (taal)|contaminatie]]s, [[pleonasme]]n en [[germanisme]]n, als Charivarius er niet was geweest en het is niet te gewaagd te veronderstellen, dat de oprichting van het [[Genootschap Onze Taal]] in 1931 een gevolg was van zijn vurig ijveren voor correct taalgebruik. Zijn boekje ''Is dat goed Nederlands?'' (Amsterdam, 1940), hoewel niet het eerste taaladviesboek, haalde liefst tien edities en is zelfs nog in 1998 in facsimile herdrukt, hoewel de houding ten opzichte van taal tegenwoordig aanzienlijk toleranter is dan in Charivarius' dagen.
 
==Kritiek==