Geschiedenis van de Joden in Frankrijk: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k -/- spaties voor ref (verzoek op WP:VPB)
tp/sp
Regel 8:
Tot de 6e eeuw bouwden de Joden [[synagoge]]n in de grootste Romeinse administratieve centra, gelegen langs de handelsroutes zoals Marseille, Arles, Uzès, Narbonne, Clermont, Orléans, Parijs en Bordeaux. Ze genoten op basis van de Romeinse wet hetzelfde aanzien als hun medeburgers. Ze onderhielden goede banden met de Galliërs, ook na de kerstening van [[Gallië]].<ref>{{en}}Jewish encyclopedia: Roman-Gallic Epoch</ref>
 
Op het einde van de 6e eeuw verkeerden de Joden in Gallië in verschillende situaties: bisschop [[Gregorius van Tours]] (538-594) beschreef in 576 de totale vernieling van de synagoge van [[Clermont-Ferrand|Clermont]] en de daaropvolgende bekering van jodenJoden.<ref>''Être juif dans la société française'', Beatrice Philippe, uitgeverij Montalba, 1979</ref> In Parijs daarentegen werd koning [[Chilperik I]] (539-584) geadviseerd door de Jood Priscus, die de bekering weigerde.<ref>{{fr}} [[:s:fr:Nouvelles Lettres sur l’histoire de France/06|Wikisource]]</ref>
 
== Het karolingische rijk ==
In de periode 751 - 987 (Onder de [[Karolingen|Karolingische]] vorsten) leefden de Joden in goede verstandhouding met Franken. Zo hadden ze toegang tot hoge posten; [[Karel de Grote|Karel De Grote]] beval een Jood edelstenen op te halen in Palestina. Een andere Jood, genaamd Isaak, werd met twee ambassadeurs in 797 naar Hâroun ar-Rachîd (763-809), de [[kalief]] van [[Bagdad]] gestuurd.<ref>{{en}} {{Citeer web|url=http://www.jewishencyclopedia.com/articles/6262-france#anchor10|titel=Jewish encyclopedia: under Charlemagne}}</ref> Hij keerde in 802 terug naar [[Aken (stad)|Aken]] met geschenken, waaronder een olifant.<ref>''Être juif dans la société française'', hoofdstuk: ''Des origines à l'an 1000'', Beatrice Philippe, uitgeverij Montalba, 1979</ref>
 
Het Karolingische rijk telde verscheidene Joodse gemeenschappen die over hun eigen scholen beschikten en de bescherming van de keizers genoten.<ref>''La France avant la France (481 - 888)'' (p. 462), Geneviève Bührer-Thierry & Charles Mériaux, uitgeverij Belin, 2010</ref> [[Alcuinus]] (ca. [[735]]-[[804]]) en [[Hrabanus Maurus]] (ca. 780-856) raadpleegden geleerde Joden in het kader van hun Bijbelstudies en Sdéchias, de geneesheer van [[Karel de Kale]] (823-877) was een Jood.<ref name="France p. 463">''La France avant la France (481 - 888)'' (p. 463), Geneviève Bührer-Thierry & Charles Mériaux, uitgeverij Belin, 2010</ref>
Regel 18:
In de 8e eeuw verliep de handel tussen de [[Westerse wereld]] en het [[Midden-Oosten]] vrijwel uitsluitend via Joden. Ze vormden de enige link tussen de [[islam]] en [[Rooms-Katholieke Kerk|rooms-katholieken]] na de verovering van Spanje door de [[Moren]].<ref>''Mahomet et Charlemagne'' (p. 128), Henri Pirenne, uitgeverij Les presses Universitaires de France, 1992</ref> Er wordt aangenomen dat de Joodse handelaars ([[Radhanieten]]) uit de Rhônevallei reizigers waren die meerdere talen spraken en op die manier de contacten onderhielden tussen deze twee culturen.<ref name="jewishencyclopedia.com" />
 
Halverwege de 9e eeuw probeerde de katholiekeRooms-Katholieke kerkKerk via concilies de vrijheid van de Joden te begrenzen en het idee te verspreiden dat Joden steeds in staat zijn tot bedrog. In Bordeaux werden de Joden beschuldigd van de overgave van de stad aan de [[Vikingen]] in 848.<ref name="France p. 463" />
[[Hincmar van Reims]](ongeveer 806-882) beschuldigde de Joodse geneesheer van [[Karel de Kale]] hem te hebben vergiftigd.<ref>''La France avant la France (481-88)'' (p. 463), geneviève Bührer-Thierry en Charles Mériaux, uitgeverij Bélin, 2010</ref>
 
== De eerste Capetingers (987-1096) ==
=== Eerste vervolgingen ===
Het vrij rustige leven van de Joden onder de Karolingers leidde tot de groei van Joodse samenlevingen in steden als [[Toulouse (stad)|Toulouse]], [[Carcassonne (stad)|Carcassonne]], [[Chalon-sur-Saône]], [[Sens]] en [[Metz]].<ref name="B2">''Être juif dans la société française'', hoofdstuk « De l'an 1000 à l'expulsion de 1394 », Béatrice Philippe, uitgeverij Montalba, 1979</ref> Maar de macht van de Karolingische vorsten brokkelde snel af en het lot van de Joden hing af van de wil van de plaatselijke gezagsdragers. In [[987]] besteeg [[Hugo Capet]], eerste vorst van de [[Capetingers]] de Franse troon. In de 11e eeuw zien webegonnen de eerste Jodenvervolgingen.
 
In [[1010]] stelde Alduin, bisschop van [[Limoges]] de Joden van zijn bisdom de keuze tussen zich bekeren of verbanning. In Normandië beval de hertog [[Robert de Duivel|Robert I]] de uitroeiing van alle Joden die zich niet bekeerden tot het christendom. Deze bedreiging leidde tot diverse zelfmoorden onder de Joodse bevolking.<ref name="B3">{{en}}{{Citeer web|url=http://www.jewishencyclopedia.com/articles/6262-france#anchor15|titel=Persecution of Jews in Limoges and Rouen}}</ref> Een vooraanstaande Jood uit Rouen, Jacob B. Jekuthiel, vroeg aan de paus bescherming voor de Joden in Normandië. De paus stuurde een dignitaris in een poging de praktijken een halt toe te roepen.<ref name="B3" />
 
Adhémar van Chabannes schreef in [[1030]] dat westerse Joden hun oosterse geloofsgenoten waarschuwden voor een op handen zijnde aanval tegen de Saracenen. Rond die tijd werd het heilig graf van Jezus ontheiligd door de Saracenen en ingericht als een islamitische tempel. Twintig jaar later schreef [[Rodulfus Glaber]](circa 980- circa 1046) dat de Joden van Orleans een brief hadden meegegeven met een bedelaar die bestemd was voor de Joden uit het nabije Oosten. De brief zou de aanzet zijn geweest tot de vernieling van het [[Heilig Grafkerk|heilige graf]] van Jezus. Deze bekendmaking zette aan tot de vrijwel volledige verdrijving en slachting van de Joodse bevolking in het koninkrijk Frankrijk.<ref name="B3" />
 
In de andere gebieden die nu tot het huidige Frankrijk behoren, werden de Joden beter behandeld. In het [[graafschap Champagne]], dat tot [[1316]] niet bij Frankrijk hoorde, leefde een welvarende intellectuele Joodse gemeenschap in [[Troyes]]. Ook vermelden geschiedschrijvers "gouden jaren" voor Joodse samenlevingen in [[Narbonne]], [[Lunel]] en [[Montpellier]].<ref>{{fr}} {{Citeer web|url=http://ngj.vjf.cnrs.fr/jc_cohen/presentation_cohen.htm|site = Nouvelle Gallia Judaica (CRNS)| titel=artikel van Jean-Claude COHEN: Les communautes juives d'Avignon et du comtat Venaissin au XIIIième siècle| Geconsulteerd op 22/02/2014}}</ref>
Regel 35:
In Champagne werd de Joodse bevolking met rust gelaten en dit liet de Joodse schrijvers toe om een rijke Joodse literatuur na te laten. Deze bestond in hoofdzaak uit liturgische poëzie waarin het lijden van Joodse geloofsgenoten en de onoverwinnelijkheid van hun thuisland (het huidige Israël) beschreven werd. Vele teksten bevatten Bijbelstudies, eenvoudige interpretaties van Bijbelse teksten bij voorkeur geïnspireerd door de [[Midrasj]]. Maar het is vooral de [[Talmoed]] en zijn commentaren [[Misjna]] en [[Gemara]] die het meest bestudeerd, gekopieerd en beschreven werden. De Joodse schrijvers waren zo talrijk in die streek dat er enkelen uitweken naar Duitsland om aldaar onderricht te geven.<ref>{{en}}{{Citeer web|url=http://www.jewishencyclopedia.com/articles/6262-france#anchor16|titel=Franko-Jewish Literature}}</ref>
 
De beroemdste geleerde van het begin van de 11e eeuw, Rabbenou Guershom ([[960]] [[1028]]) leefde tussen [[Metz]] en [[Mainz]]. Hij was een van de eerste [[Asjkenazische Joden|Asjkenazische]] wetsgeleerden. Hij verbood de polygamie en het scheiden van jeeen vrouw zonder wederzijdse toestemming. Hoewel hij veel goede leerlingen had, waaronder Eliahou du Mans, bleek [[Rasji]] ([[1040]]-[[1105]]) zijn geestelijke opvolger te zijn.
Rasji, ook Rasji van Troyes genoemd domineerde de tweede helft van de 11e eeuw. Hij wordt tot op vandaag gezien als een van de belangrijkste figuren in de Joodse culturele geschiedenis. Hij wordt ook de eerste Franse intellectueel genoemd.<ref>''Dictionnaire des mots français venant de l'hébreu'' (p. 68), Patrick Jean-Baptiste, uitgeverij Seuil, 2010</ref>
Als [[rabbijn]] stichtte hij de Talmoedschool van Troyes die vrijwel onmiddellijk zeer beroemd werd.
Regel 50:
 
Ook in het Zuiden van Frankrijk kende men in de 12e eeuw een welvarende Joodse samenleving, die werd beschreven door de vooraanstaande Joodse familie Ibn Tibbon.<ref>{{fr}}''Etre Juif dans la société Française'' (p. 40), Beatrice Philippe, uitgeverij Montalba, 1979</ref> Desondanks was er sprake van beperkte antisemitische acties.
In de Elzas sprak men van vele "brave en rijke" Joden in Straatsburg. De kerkKerk hing een geringschattend beeld op van de plaatselijke Joden.<ref>{{fr}}''Etre Juif dans la société Française'' (p. 306), Beatrice Philippe, uitgeverij Montalba, 1979</ref>
 
==Uitdrijvingen en terugroepingen==
===Onder Filips II van Frankrijk===
[[Bestand:1182 french expulsion of jews.jpg|thumb|uitdrijving van de Franse Joden door koning Filips II van Frankrijk (miniatuur uit een Frans manuscript uit 1321)]]
Op het einde van de 12e eeuw ontwikkelde zich in Parijs een groeiende economische activiteit waaraan de Joodse bevolking participeerde. De christelijke bevolking werd vlug jaloers op de Joden en [[Filips II van Frankrijk]] (koning van 1180 tot 1223) aanhoordehoorde deze aanklachten. Hij beschouwde ze als gevaarlijke concurrenten voor de nieuwe commerciële klasse. Op 10 maart 1182 vaardigde hij een koninklijk besluit uit dat de Joden beroofde van al hun bezittingen en ze dwong het grondgebied te verlaten. De synagogen werden omgedoopt tot kerken, de goederen van de Joden werden verdeeld onder de adel en hun corporaties. Filips II installeerde dus een door wet bepaald uitdrijvingsmodel dat doorheen de geschiedenis nog vele malen herhaald zal worden. De Joden verhuisden naar nabijgelegen gebieden, net buiten het koninklijke domein, naar Champagne of naar Bourgondië, maar ook naar het Zuiden in de Provence. Deze eerste uitdrijving leerde de Joodse gemeenschap om niet te investeren in onroerend goed maar veeleer in goederen die vlot te verhuizen zijn zoals juwelen en geld.<ref name="ReferenceA" />
 
Filips II van Frankrijk liet in 1198 de Joden terugroepen. De reden hiervoor was de noodzaak om mensen te hebben die geld uitleenden om zo de economie te voeden en vervolgens hogere bijdragen voor de schatkist te innen. Er werd immers een speciale belasting geïnd op geldtransacties.<ref>''Etre Juif dans la société Française'', hoofdstuk « De l'an 1000 à l'expulsion de 1394 », Beatrice Philippe, uitgeverij Montalba, 1979</ref> Voor deze terugkeer werd een overeenkomst gemaakt met [[Theobald III van Champagne]] (1176-1204)<ref>''Etre Juif dans la société Française'', p. 308, Beatrice Philippe, uitgeverij Montalba, 1979</ref> die voorzag in de wederzijdse uitwisseling van Joden. De koning maakte van de Joden [[Horigheid|horigen]] van de kroon en onthield ze van de kerkelijke bescherming. Zodoende waren ze compleet ondergeschikt aan de koninklijke wil en die van zijn landsheren.<ref>{{en}} {{Citeer web|url=http://www.jewishencyclopedia.com/articles/6262-france#anchor18|titel=JE, Recalled by Filip Augustus}}</ref>
In het begin van de 13e eeuw nam de kerkKerk veel hardere standpunten in dan de koning. [[Paus Innocentius III]] (1160/1161–1216) protesteerde in 1205 tegen de bescherming die de Franse koning bood aan de Joden. De paus verkondigde zelfs dat de kruisvaarders hun schulden tegenover Joden niet hoefden terug te betalen. Filips II verzette zich tegen deze pauselijke maatregel.<ref>{{en}} {{Citeer web|url=http://www.jewishencyclopedia.com/articles/6262-france#anchor18|titel=JE, Innocent III}}</ref>
 
===Vertrek van de Joden uit Languedoc===
Regel 65:
 
=== Onder Lodewijk VIII en Lodewijk IX ===
Onder [[Lodewijk VIII van Frankrijk|Lodewijk VIII]] (1187-1226) en vooral [[Lodewijk IX van Frankrijk|Lodewijk IX]] (1215–1270) werd de positie van Joden hoofdzakelijk bepaald door de groeiende invloed van de kerkKerk zonder dat het belang van de kroon mag onderschat worden. In een verordening van Lodewijk VIII in 1223, werd bepaald dat de uitstaande schulden aan de Joden binnen de 3drie jaar moesten terugbetaald worden. De landsheren stonden in voor de inning van die schulden en behielden de intresten.<ref name="ReferenceB">{{en}} {{Citeer web|url=http://www.jewishencyclopedia.com/articles/6262-france#anchor33|titel=JE, Under Louis XIII and Saint Louis}}</ref>
 
Lodewijk IX zette deze politiek ten aanzien van de Joden verder. Hij beval in 1230 verschillende landsheren de Joden te verbieden leningen met intrest uit te schrijven. Deze maatregel doet vermoeden dat de verordening van 1223 niet correct opgevolgd werd. Vier jaar later ging de koning nog verder door te bepalen dat één derde van de nog openstaande schulden aan Joden niet hoefde terugbetaald te worden. Hij verbood de mogelijkheid om christenen te vervolgen of gevangen te nemen omdat ze hun schulden aan Joden niet terugbetaalden. Zo verhinderde hij dat christenen nog goederen of onroerend goed moesten verkopen om hun schulden in te lossen. Op die manier gaf de koning een dodelijke slag aan de Joodse praktijk van geld ontlenen tegen intrest.<ref name="ReferenceB" />
Regel 76:
===Onder Filips III van Frankrijk (1270-1285)===
De troonsbestijging van [[Filips III van Frankrijk|Filips de Stoute]] veranderde niets aan de uittocht van de Joden uit het koninkrijk. Ze bleven onderworpen aan vele discriminerende maatregelen die via diverse verordeningen opgelegd werden.<ref name="u1">{{en}} {{Citeer web|url=http://www.jewishencyclopedia.com/articles/6262-france#anchor37|titel=JE, Under Philip the Bold and Philip the Fair}}</ref>
Op politiek vlak speelden zich twee belangrijke gebeurtenissen af: zijn oom [[Alfons van Poitiers]] (Poissy, 1220 – Tarquinia, 12711220–1271), graaf van Poitiers en Toulouse, stierf en deze gebieden vielen terug onder het gezag van de Franse koning. De Joden van Toulouse en Aquitanië ondergingen vanaf dan hetzelfde lot als de Joden uit het koninkrijk.<ref name="http" /> In 1274 stond Filips de Stoute het [[graafschap Venaissin]] af aan de Heilige Stoel. De Joden aldaar mochten in dit graafschap blijven tot aan de Franse Revolutie.
Onder Filips de Stoute ondergingen de Joden in het koninkrijk de ingevoerde [[inquisitie]] die bedoeld was om de [[Katharen|Albigenzen]] te verdrijven of te bekeren. Paus [[Paus Clemens IV|Clemens IV]] (Saint-Gilles-du-Gard,?-Viterbo,1268) beval in zijn bul ''Turbato Corde'' dat de Joden die zich -na hun bekering tot het Christendomchristendom- terug bekeerden tot het Jodendomjodendom overgeleverd werden aan de inquisiteurs.<ref>''Histoire des Juifs en France'', Hoofdstuk 3, Bernhard Blumenkranz, uitgeverij Privat, 1972</ref>
In 1278 begroeven de Joden van Toulouse een christen die zich bekeerd had tot het Jodendomjodendom op hun Joodse kerkhof. Voor deze daad van [[proselitisme]] werd hun rabbijn Isaac Malès veroordeeld door de inquisitie tot de brandstapel.<ref>{{en}} {{Citeer web|url=http://www.jewishencyclopedia.com/articles/6262-france#anchor43|titel=JE, Relations with the Inquisition}}</ref>
 
===Onder Filips de Schone: vervolgingen, berovingen en uitdrijvingen===
[[Bestand:Uccelo host burning.jpg|thumb|Illustratie van Paolo Uccello, Galerie nationale des Marches in [[Urbino]]. De Jood en zijn familie werden verraden door het bloed dat onder de deur naar buiten liep.]]
[[Filips IV van Frankrijk|Filips de Schone]] (Fontainebleau, 1268 – Fontainebleau, 13141268–1314) was zonder twijfel de meest repressieve koning van Frankrijk voor de Joden. Bovendien was zijn vrouw, [[Johanna I van Navarra]] (1273-1305) de gravin van Champagne, een regio waar de Joden een grote welvarende gemeenschap hadden die altijd beschermd werd door de graven van Champagne. Al vanaf 1288 werden dertien Joden veroordeeld tot de brandstapel door de Inquisitie en dit voor een vermeende moordzaak.<ref name="u1" /> Twee jaar later was er het «Miracle des Billettes».<ref name="u1" /> Op Pasen 1290 zou de Jood Jonathas een [[hostie]] opgeëist hebben in ruil voor de kleren van een oude vrouw die hij in onderpand hield. Jonathas zou dan een inkerving in de hostie gemaakt hebben en het bloed (van Christus) liep eruit. Hij wierp hem vervolgens in kokend water dat in rood bloed veranderde. De oude vrouw zou het publiek opgepookt hebben en dit leidde tot zijn arrestatie. Hij werd veroordeeld tot de brandstapel en met zijn in beslag genomen goederen liet Filips de Schone ''la Chapelle du Miracle'' (de kapel van het mirakel) bouwen (volgens het artikel ''Rue des Archives'', ''Dictionnaire historique des rues de Paris'', uitgeverij Editions de Minuit, 1985 ).<ref group = N>Het ontheiligen van een hostie was in de middeleeuwen een regelmatig voorkomende beschuldiging tegen niet-katholieken. Dit incident werd ''Miracle des billettes'' genoemd, een verwijzing naar de straat waar deze Jood en zijn vrouw woonden. Deze legende werd onder andere door een middeleeuws toneelstuk overgedragen en kende veel bekendheid in Duitsland. Een Jood werd beschuldigd van het ontheiligen van een gezegende [[hostie]] en veroordeeld tot de brandstapel.</ref>
 
Filips de Schone had van bij zijn troonsbestijging al vrij snel belangstelling voor de Joodse gemeenschap en de manier waarop hij er voordeel kon uithalen. Toen zijn vrouw in 1284 beschikking kreeg over Champagne verplichtte hij de Joden tot het betalen van 25.000 pond om hun rechten te behouden in de provincie. In de jaren die volgden beschermde hij hen tegen de kerkKerk om zo zijn inkomsten te vrijwaren.<ref>{{en}} {{Citeer web|url=http://www.jewishencyclopedia.com/articles/6262-france#anchor38|titel=JE, Blood Accusation and Host Desecration}}</ref>
In 1292 werd een nieuwe belasting ingevoerd voor de Joden. In 1295 liet hij ze allemaal aanhouden, hun geld en hun waardevolle goederen werden in beslag genomen en ze hadden 8acht dagen de tijd om dit terug te kopen. Datgene wat overbleef werd verkocht ten voordele van de schatkist.<ref name="u1" /> Nieuwe belastingen volgden elkaar snel op en toen de Joden deze niet meer konden betalen werden hun kredietnemers verplicht om versneld hun schulden aan de Joden terug te betalen.
Toen in 1306 de schatkist andermaal leeg was besloot de koning ‘de kip met de gouden eieren te slachten’, zoals de ’’Jewish Encyclopedia’’ het beschrijft. Hij liet op 22 juli 1306 alle Joden oppakken en opsluiten. Ze kregen te horen dat ze veroordeeld waren tot een ballingschap en kregen een maand de tijd om het grondgebied te verlaten. Al hun bezittingen werden eigendom van de koning. Dat het hem echt om het geld te doen was wordt geïllustreerd door het feit dat hij burgers opriep verdoken bezittingen op te sporen. Wie nog zaken rapporteerde werd beloond met 20 procent van de opbrengst. Bovendien eiste hij de openstaande bedragen op van de burgers die nog schulden hadden bij Joden. De koning nam drie maanden voordat de verkoop van de Joodse bezittingen gepland was al maatregelen die moesten verhinderen dat er betaald zou worden met [[Snoeien (numismatiek)|gesnoeide munten]].
Het aantal Joden die emigreerden wordt op honderdduizend geschat.<ref name="blum1">''Histoire des Juifs en Françe'', Hoofdstuk I, 2, Bernhard Blumenkranz, uitgeverij Privat, 1972</ref> De poëet Geoffroi de Paris beschreef deze Exodus in zijn kroniek ‘’Chronique rimée’’, waarin hij aangaf dat Joden betrouwbaarder waren in geldzaken dan christenen. Kroniekschrijver Jean de Saint-Victor beschreef de omstandigheden waarin de Joden hun uittocht deden. Velen stierven onderweg van uitputting en ontbering. Van sommigen werd nog geld geëist voordat ze hun tocht konden verder zetten. In tegenstelling tot de eerdere uittocht onder Filips II van Frankrijk moesten de Joden nu veel verder vluchten omdat het Franse grondgebied groter was geworden. Historicus Siméon Luce schrijft over een economische ramp voor Frankrijk.<ref>{{en}} {{Citeer web|url=http://www.jewishencyclopedia.com/articles/6262-france#anchor40|titel=JE, Exil of 1306}}</ref> Daaraan kon de terugroeping van 1315 weinig veranderen. Het Joodse leven in het Frankrijk van de middeleeuwen kende hier zijn einde.
Regel 91:
== Periode 1315–1394 ==
===Het terugroepen van de Joden in 1315===
Het terugroepen van de Joden in 1315 gebeurde op vraag van het volk, althans volgens de schriftelijke verordening van [[Lodewijk X van Frankrijk]] (1289-1316). Hij riep Joden terug, vermoedelijk om er terug inkomsten uit te halen, zoals zijn vader deed. Hij beloofde ze hun oude woonplaatsen terug te geven en hun openstaande schuldvorderingen konden ze terug innen en daarvan mochten ze één derde behouden. Ze mochten echter geen geld meer uitlenen. Deze maatregelen bleven twaalf jaar geldig.<ref name="u2">Les juifs dans le moyen age: historisch essay (p. 157-158) door Georges-Bernard Depping, 1834</ref> Er was in Frankrijk nog een beperkte groep Joden gebleven, diegenen die zich onder druk tot het christendom hadden bekeerd. Het waren zeer twijfelende gelovigen en ze onderhielden nog contacten met hun familie in ballingschap.<ref name="u2" /> De Joden zouden 122.500 livres betaald hebben voor dit privilege. De terugtocht was echter beperkt. Het vermoeden is dat zeer vele Joodse eigendommen verdoken bleven voor de machtshebbers.<ref>{{en}} {{Citeer web|url=http://www.jewishencyclopedia.com/articles/6262-france#anchor49|titel=JE, Return of the Jews to France, 1315}}</ref>
 
===De Joden in Elzas in de 14e eeuw===
Regel 98:
 
===Het terugroepen in 1360===
In 1356 werd koning [[Jan II van Frankrijk]] (1319-1364) gevangengenomen tijdens de [[Slag bij Poitiers (1356)|slag bij Poitiers]] door de Engelsen. Ze eisten 3 miljoen [[écu|écu’s]] voor zijn vrijlating. De kroonprins [[Karel V van Frankrijk]] (1338 – 13801338–1380) die de staatskas wilde ontzien had het idee om met de Joden te gaan onderhandelen. Hij stelde hen een terugkeer voor een periode van 20 jaar voor mits het betalen van een ingangsbelasting van veertien florijnen per gezinshoofd en één florijn voor elk ander lid van de familie. Daarnaast werden zeven florijnen gevraagd per jaar en per haard en nog eens één florijn per gezinslid per jaar.<ref>''Histoire des Juifs '', Hoofdstuk I, 2, Heinrich Graetz, hoofdstuk III,2,11, 1853-1875</ref> De voorgestelde regeling was niet zo gunstig voor de Joden en koning Jan II, die vijandiger stond tegenover de Joden dan zijn zoon, verplichtte na zijn terugkeer weer het dragen van een geel lintje voor de Joden. Weinige Joden waren teruggekeerd naar Frankrijk.<ref>{{en}} {{Citeer web|url=http://www.jewishencyclopedia.com/articles/6262-france#anchor53|titel=JE, Under John the Good}}</ref>
 
===De definitieve uitdrijving in 1394===
[[Karel V van Frankrijk|Karel de Wijze]] (1338-1380) beschermde de Joden tijdens zijn bewind en breidde hun rechten uit. Zijn opvolger, [[Karel VI van Frankrijk|Karel de Waanzinnige]] (1368-1422) was pas 12twaalf jaar oud toen hij de troon besteeg. Hij was zeer beïnvloedbaar en naar aanleiding van een tot het christendom bekeerde Jood die zich terug wou bekeren ondertekende hij een arrest op 17 september 1394. Het arrest verbood de Joden nog langer in Frankrijk te blijven. Hij liet ze toe hun schuldvorderingen te innen, hun eigendommen te verkopen en hij bood ze bescherming tijdens hun uittocht in de winter van 1395.<ref name="blum1" />
 
== Erfenis van de Joodse aanwezigheid in Frankrijk==
Regel 250:
Tijdens de volkstelling van 1866 telde Frankrijk 90.000 Joden waarvan 36.000 in de Elzas. Dit waren er ongeveer twee keer zoveel als in het begin van de 19de eeuw. Deze cijfers zijn vrij betrouwbaar omdat men tijdens deze tellingen aan de ondervraagden specifiek vroeg naar hun geloofskeuze. Het verlies van de Elzas aan Duitsland na de [[Frans-Duitse oorlog]] van 1870 bekende een zware slag voor de Joden in Frankrijk. De volkstelling van 1872 telde slechts nog 49.000 Joden. Hieronder 15.000 Joden die de Elzas ontvlucht waren na de inlijving bij het Duitse keizerrijk, ze kozen voor de vrijheden en zekerheden in Frankrijk. Schattingen van kerkelijke overheden hebben het over 60.000 Franse Joden in 1882 en 71.000 in 1897. Daarnaast daalde de Joodse aanwezigheid in de Elzas van 41.000 tot 32.000 in 1900.<ref>{{fr}} ''Histoire des Juifs en France'', hoofdstuk 3 (6,1), Bernhard Blumenkranz, uitgeverij Privat, 1972</ref>
 
Het verlies van Elzas tekende de verdere evolutie van de Franse Joden. Vooral in het Oosten maar ook in andere regio’s verlieten de Joden de kleinere steden en dorpen om zich – meer geconcentreerd- te vestigen in grote steden met Parijs als grootste aantrekkingspool. Tezelfdertijd gaven ze bepaalde traditionele activiteiten op, zoals de thuisverkoop in Elzas om handelaar te worden of een vrij beroep uit te oefenen. Er werd minder belang gehecht aan de geloofspraktijk. Het waren eerder uitzonderingen die naast hun commerciële of financiële activiteiten nog de nodige aandacht hadden voor hun geloofsgemeenschap, zoals de familie RotschildRothschild die een stichting in stand hield die voorzag in het onderhoud van joodse scholen en synagoges.<ref>{{fr}} '' Etre juif dans la société Française '', blz. 342, Béatrice Philippe, 1979, uitgeverij Montalbe, {{ISBN|2-8587-0017-6}}</ref>
Niettegenstaande de 19de eeuw niet ongunstig was voor de Joodse samenleving in Frankrijk waren er toch die het slachtoffer waren van [[Antisemitisme|antisemitische]] acties.<ref>{{fr}} ''Histoire des Juifs en France'' (p. 342), Bernhard Blumenkranz, uitgeverij Privat, 1972</ref> Een fenomeen dat zich naar het einde van de 19de19e eeuw steeds harder manifesteerde.
 
===De ontwikkeling van het antisemitisme===
Regel 298:
Na de Eerste Wereldoorlog dachten de Joden uiteindelijk hun doel bereikt te hebben: ze waren volledig geïntegreerd in de Franse samenleving en werden op gelijkwaardige voet behandeld als de katholieken en de protestanten.<ref>{{Citeer boek|achternaam = Cabanel |voornaam = Patrick | datum = 2004|titel=Juifs et protestants en France, les affinités électives: XVIe-XXIe siècle |uitgever=Fayard|bezochtdatum = 25/01/2015|pagina's = 360|taal = fr}}</ref> Ze hadden zij aan zij meegevochten zoals de andere Fransen en bekleedden hoge posten op de maatschappelijke ladder. Het herwonnen Elzas gaf een nieuw elan aan de Franse Joden. De Elzas en het departement [[Moselle (departement)|Mozelle]] bleven onder het concordaat van 15 juli 1801, terwijl de rest van Frankrijk de wet van 1905 -die voorzag in de strikte scheiding van kerk en staat- volgde.<ref group = N>De wet van 1905 stelde dat de Franse overheid geen enkele godsdienst erkent, subsidieert of bezoldigt. De eigendommen van de geloofsgemeenschappen werden eigendom van de Franse staat die ze gratis ter beschikking stelden aan de respectievelijke gemeenschappen. De vertegenwoordigers van de godsdiensten (priesters, bisschoppen, rabbijnen, …) werden niet meer betaald door een overheid. Er werd een overgangsregeling van vier jaar voorzien.</ref> De rabbijnen werden aldaar dus nog betaald door de overheden.<ref name="B376 ">{{Citeer boek|achternaam = Blumenkranz |voornaam = Bernard | datum = 1972|titel=Histoire des juifs en France (pg 376) |uitgever=Privat|bezochtdatum = 25/01/2015|taal = fr}}</ref>
[[Bestand:Léon Blum reading.jpg|thumb|Voorzitter van de regering [[Léon Blum]]]]
Tijdens het [[interbellum]] veranderde de Joodse gemeenschap ingrijpend: de [[Revolutie van 1905|Russische revolutieRevolutie]], de toename van het antisemitisme in Centraal- en Oost-Europa en zelfs het succes van de Alliance israélite universelle die aan de Joden van Griekenland en Turkije de Frans-Joodse cultuur toebrachten en daardoor een sterke migratie richting Frankrijk aanwakkerde leidde tot een aangroei van de Joodse bevolking in Frankrijk tot 200.000 in 1930. De opgang van het nazisme in Duitsland leidde tot een verdere aangroei tot 300.000 Joden aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Hierbij zijn de 110.000 Algerijnse Joden niet meegeteld.<ref name="B376" />
De Joden die geboren zijn in Frankrijk waren dus in de minderheid: vele immigranten waren arbeiders en ondanks dat sommigen zich snel opwerkten, vormden de meesten een [[proletariaat]] en leefden in de Oostelijke wijken van Parijs, zoals de wijk [[Le Marais (Parijs)|Le Marais]] of rond het plein [[Place de la Bastille]]. De meeste van deze immigranten herkenden zich niet in de bestaande joodse geloofsbelevenis, ver verwijderd van de tradities uit Centraal- of Oost-Europa. De van origine Franse Joden bleven vaak afwachtend en weigerachtig voor de toenadering van deze geloofsgenoten.<ref>{{Citeer boek|achternaam = Philippe |voornaam = Béatrice | datum = 1979|titel=être juif dans la société française (pg 209) |uitgever=Montalba|bezochtdatum = 20/01/2015|isbn=2-8587-0017-6|taal = fr}}</ref>
De Franse Joden namen nochtans een zeer vooraanstaande rol op zich tijdens deze periode in zowel de kunst, de industrie als in de politiek. Naast de eerder genoemde geïmmigreerde kunstenaars kende men niet alleen [[Marcel Proust]], de invloedrijke Franse schrijver en intellectueel, wiens moeder Joods was, maar evenzeer [[Max Jacob (schrijver)|Max Jacob]], [[Henri Bergson]], [[Julien Benda]], [[Tristan Bernard]], [[André Maurois]], [[Simone Weil]] of [[Irène Némirovsky]]. [[André Citroën]] was een Frans industrieel en grondlegger van het gelijknamige automerk. Frankrijk was een van de eerste landen<ref group = N>Italië had al eens een Jood die eerste minister was: Luigi Luzzatti van 1910 tot 1911. De eerste minister van Groot-Brittannië Benjamin Disraeli was aanvankelijk wel jood, maar liet zich bekeren tot christen in 1817.</ref> waar een Jood in 1936 premier werd van de regering, met name [[Léon Blum]]. Hij was dan ook het uitgesproken mikpunt van antisemitische aanvallen die gepaard ging met de opmars van de Joden in de maatschappij.<ref>{{Citeer boek|achternaam = Blumenkranz |voornaam = Bernard | datum = 1972|titel=Histoire des juifs en France (pg 380-383) |uitgever=Privat|bezochtdatum = 25/01/2015|taal = fr}}</ref>
Regel 314:
== De Tweede Wereldoorlog==
Bij de aankondiging van de Tweede Wereldoorlog werden de Franse Joden net als hun landgenoten [[mobilisatie|gemobiliseerd]] en – zoals in 1914- gaven vele buitenlandse Joden zich op om mee te strijden voor de republiek in de vreemdelingenlegioenen. Naar schattingen zouden 40.000 Joden zich vrijwillig opgegeven hebben om in dienst te treden. Gevluchte Duitse Joden werden gevangengenomen en beschouwd als vijandige staatsburgers.<ref>{{fr}} ''Histoire des Juifs en France'', hoofdstuk 4, Bernhard Blumenkranz, uitgeverij Privat, 1972</ref> Over het algemeen hadden de Joden veel vertrouwen in de slaagkansen van het Franse leger om het [[Nazi-Duitsland|naziregime]] omver te werpen. Een groot aantal Joden, hoofdzakelijk uit de regio Elzas en Moezel gingen op de vlucht voor de Duitsers in de niet bezette zone tot juli 1940.<ref>''Etre juif dans la société Française'', blz. 227, Béatrice Philippe, 1979, uitgeverij Montalbe, {{ISBN|2-8587-0017-6}}</ref>
Op 22 juni 1940 werd er een bestand gesloten tussen de vertegenwoordigers van het derdeDerde rijkRijk en de Franse overheid dat moest leiden tot een wapenstilstand tussen beide naties.<ref group = N>Het wapenstilstandsverdrag werd op 22 juni 1940 gesloten tussen Frankrijk en Duitsland : Deze ondertekening vond plaats in een wagon in het woud van Compiègne. De Duitsers hadden deze symbolische plaats uitgekozen omdat op 11november11 november 1918 in exact dezelfde wagon en op dezelfde plaats de wapenstilstand werd ondertekend die een einde bracht aan de eerste wereldoorlog. De wagon, die inmiddels in een Frans museum opgesteld stond werd voor deze gelegenheid uit het museum gehaald. Het verdrag van 22 juni 1940 deelde Frankrijk op in een bezette zone en een vrije zone (geleid door het [[Vichy-Frankrijk|Vichy-regime]]), bepaalde de rechten en plichten van de Franse regering (in beide zones) in ruil voor een wapenstilstand.</ref> Hoewel dit verdrag geen expliciete richtlijnen met betrekking tot de Joden vermeldde, verplichtte het wel de Franse regering tot het nemen van maatregelen die zeer nadelig waren voor de Joodse bevolking. Het betrof het artikel 3 dat zei dat in de bezette zone de overheid de Duitse bezetter moest helpen met het toepassen van alle richtlijnen opgelegd door het derdeDerde rijkRijk en de artikels 16 en 19 waarin stond: "De Franse regering is verplicht om alle door de Duitse overheid aangeduide Duitse onderdanen die zich in Franse gebieden bevinden uit te leveren."<ref>{{Citeer web|url = http://mjp.univ-perp.fr/france/1940armistice.htm|titel= tekst van ''la convention l’armistice''|bezochtdatum= 17 juni 2015|uitgever = Digithèque MJP | taal = fr}}</ref>
 
=== Anti-Joodse maatregelen ===