Justus Lipsius: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
AGL (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
AGL (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 50:
Met zijn labiele gezondheid gaat het niet goed, en zo komt hij in 1601, ondanks zijn drukke bezigheden, uiteindelijk ook op bedevaart in [[Halle (Vlaams-Brabant)|Halle]] terecht. Onmiddellijk raakt hij in de ban van het verleden van dit populaire bedevaartsoord: wat hij hoort en ziet maakt op hem een diepe indruk. De belegering door [[Olivier van den Tympel]] en de wonderbare redding van Halle in 1580 ligt nog vers in het geheugen en heeft de roem van het stadje nog vergroot. Albrecht en Isabella brachten er een bezoek op 31 augustus 1599. Pastoor-deken Judocus Bouwens, zelf op voorspraak van de Leuvense Universiteit aangesteld, zorgde nog voor de erkenning van een tiental recente [[wonder|mirakel]]s. Ondanks de onrust in het land kan men stellen dat de katholieke bedevaarders naar Halle blijven toestromen.
 
Bij Lipsius rijpt de gedachte een boek te schrijven over de wonderbare gebeurtenissen in het (toen nog) [[graafschap Henegouwen|Henegouwse]] stadje. Hij krijgt daarbij de steun van contactpersonen, die hem toegang tot en inzage in belangrijk bronnenmateriaal verschaffen. Wanneer zijn traktaat onder de titel ''[[Diva Virgo Hallensis]]'' (''"Onze-Lieve-Vrouw van Halle"'') in 1604 bij Plantijn verschijnt, wordt het in de Spaanse Nederlanden goed ontvangen, maar in Duitsland en de Noordelijke Nederlanden is men heel wat minder enthousiast. Lang heeft hij er blijkbaar niet aan gewerkt: naar eigen zeggen nog geen tien volle dagen. Dat is er zeker aan te zien, want stilistisch noch inhoudelijk is de ''Diva Virgo'' een hoogvlieger. Hoe dan ook, met dit boek werd Lipsius de eerste geschiedschrijver van Halle. Na de mirakelen van Onze-Lieve-Vrouw van Halle zouden overigens ook nog die van Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel aan de beurt komen (in 1605). Toch zal deze vrome arbeid de zwaar zieke Lipsius geen verlenging van aards leven brengen, want in de nacht van 23 op [[24 maart]] [[1606]] overlijdt hij in zijn huis te Leuven. Een getuige weet te vertellen hoe Lipsius enkele dagen voor zijn dood nog druk bezig was een strijdschrift van een tegenstander te lezen, gericht tegen hem en zijn Mariale publicaties{{Bron?|Waar komt dit vandaan?|2018|03|26}}. Begraven wordt hij in de Leuvense [[minderbroedersMinderbroeders]]kerk. De kleinzoon van zijn zuster Maria, een jongen van dertien, erft zijn rijke bibliotheek. Zijn echtgenote Anna Vande Calster zou hem nog dertien jaar overleven: zij overlijdt op 11 september 1619 en wordt bijgezet naast haar man in hetzelfde graf.
 
== Epiloog ==