Hertogdom Pommeren: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
AGL (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
AGL (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 28:
Pommeren werd tot de 6de eeuw n.C. bewoond door de Germaanse [[Rugiërs]] ten oosten en de [[Sueben]] ten westen van de Oder. Na hun vertrek werd hun plaats rond het midden van de 6de eeuw ingenomen door Slavische stammen uit het huidige Midden-Polen. Ten westen van de Oder kwamen de stam van de [[Wiltzen]] (ook wel: Liutizen) wonen. Ten oosten van deze rivier vestigden zich de [[Pomoranen]] (= "zij die bij de zee wonen"). Zij zijn niet de directe voorvaderen van de Polen die er nu wonen, maar gingen op in de Duitsers die er later kwamen. In de 8ste eeuw vestigden zij zich in handelsplaatsen aan de kust.
 
Een geslacht van Pommerse vorsten, Greiffen genaamd, wist het gezag van de stamhoofden in dit gebied naar zich toe te trekken, maar kon zich alleen handhaven door het te verdelen in drie hertogdommen. De Poolse koning [[Mieszko I]], veroverde Pommeren in 1060 en maakte de hertogen tot zijn leenmannen. Maar het Poolse koningsgezag duurde slechts een eeuw. Tussen 1124 en 1147 werd de bevolking op verzoek van de Poolse koning en van de Pommerse hertogen met geweld gekerstend door bisschop Adalbert van Bamberg en daarna nam de invloed van Duitse vorsten steeds meer toe. In 1174 werd het bisdom [[Bisdom Kamieńbisdom Pomorski|Cammin]] opgericht.
Om zijn eigen gezag te kunnen handhaven besloot Bogislav I, hertog van het westelijke hertogdom, in 1181 leenman van de Duitse keizer te worden en zo diens bescherming te verwerven. Pommeren werd daarmee onderdeel van het [[Heilig Roomse Rijk]] en de Pommerse hertogen waren sindsdien Duitse vorsten. Het oostelijke hertogdom, wel aangeduid als [[Pommerellen]], kwam in de gezagssfeer van de [[Duitse Orde]], die het gebied in 1308 kocht. De hertogen trokken in de [[13e eeuw|dertiende eeuw]] kolonisten aan uit het Duitse Rijk, en dan voornamelijk uit het noordelijk deel, van [[graafschap Vlaanderen|Vlaanderen]] tot [[Mecklenburg]], in de verwachting dat deze met hun vooruitstrevende landbouwmethoden meer grond tot ontginning konden brengen en een navenant hogere productie zouden behalen, wat uiteraard meer inkomsten zou opleveren, in de eerste plaats voor de hertogelijke schatkist. De kolonisten kregen uitgebreide privileges zoals persoonlijke bezitsrechten op grond, die bovendien een aantal jaren vrij van belastingheffing zou blijven, en een eigen rechtspraak. Zij vestigden zich in aparte dorpen naast de dorpen van de Slavische bevolking. Om de handel tot bloei te brengen werd daarnaast de oprichting van steden onder een autonoom, zogenaamd Duits, stadsrecht gestimuleerd. De grotere steden zouden zich bij het [[Hanze]]verbond aansluiten. De Slavische bevolking bleef in een toestand van horige afhankelijkheid en was uitgesloten van burgerrecht in de steden. Pas na enkele eeuwen zou dit verschil verdwijnen toen beide bevolkingsgroepen grotendeels in elkaar waren opgegaan. Alleen in de oostelijkste delen van Pommeren zou tot in de 19de eeuw nog een deel van de plattelandsbevolking een Slavisch dialect blijven spreken. Inmiddels was de aanvankelijke bloei weer teloor gegaan en waren ook de, eerst vrije, Duitse boeren in een toenemende afhankelijkheid geraakt van de grootgrondbezittende adel.