Rodrigo Díaz de Vivar: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Leopard (overleg | bijdragen)
cosmetisch + externe link
Regel 14:
Maar El Cid, als woordvoerder van de Castiliaanse edelen, beschuldigde Alfonso van de deelname aan de moord op zijn broer Sancho. Om koning te kunnen worden moest Alfonso drie keer zweren dat hij onschuldig was. Hij deed dit in [[Burgos (Spanje)|Burgos]] bij het kruis voor de ingang van de kerk Santa Gadea, bij de kerkdeur en op de [[Altaar (religie)|altaar]][[Bijbel (christendom)|bijbel]]. Dat was een vernedering die de jonge koning maar moeilijk kon vergeten. Hij had echter de steun van El Cid en de andere getrouwen van zijn broer nodig. Na zijn kroning als Alfons VI van [[Koninkrijk Castilië|Castilië]] hield hij El Cid daarom in de koninklijke dienst en gaf hem zijn verwante Jimena als vrouw in 1074.
 
In 1076 werd El Cid naar [[Sevilla (stad)|Sevilla]] gestuurd om de schatting van de plaatselijke heerser te innen. In 1079 raakte Díazhij in de buurt van Sevilla slaags met García Ordóñez, die hem verdrongen had als opperbevelhebber en die hij als zijn vijand beschouwde. El Cid versloeg het grote leger en nam zijn opvolger gevangen. In 1081 leidde hij een onbevoegde militaire overval op [[Toledo (Spanje)|Toledo]], een Moors koninkrijk dat onder de bescherming van Alfonso stond. Bij terugkeer werd hij ten slotte er ook nog van beschuldigd goederen die voor de koning bestemd waren voor zichzelf gehouden te hebben.
 
Dat was de kans waar Alfonso op gewacht had. El Cid werd onterfd en verbannen. Hij moest als [[huursoldaat]] zijn diensten aan enkele [[Moren|Moorse]] koningen aanbieden. Hij bleef in naam loyaal aan Alfonso, ondanks de weigering van de koning om hem te vergeven.