Deïsme: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Hannes Karnoefel (overleg | bijdragen)
Harold Verbeek (overleg | bijdragen)
Uitleg en verdieping aan paragraaf over deistische theologie toegevoegd
Regel 10:
 
== Deïstische theologie ==
Deïsme is de gedachte dat het mogelijk is het bestaan van God te kennen met behulp van alleen de rede. Volgens dit inzicht speelt openbaring geen rol in onze kennis van God. De term staat ook in verband met de idee dat God het heelal heeft geschapen en daarna verdween. Het heelal werd overgelaten aan zijn eigen wetten.
* Sommige deïstische [[theoloog|theologen]] hebben wel vastgehouden aan het idee van de mensvormigheid van God.
 
* De meeste deïstische theologen hebben uit de exclusieve transcendentie van God geconcludeerd dat God niet ingrijpt naar aanleiding van [[gebed]]en en geen [[wonder]]en verricht, aangezien dit zowel de immanentie van God als een overtreding van de natuurwetten impliceert.
Het deïsme is heel consistent over het idee van een persoonlijke God die aanwezig is in het heelal en in het leven van de mens. Het stelt alleen dat iemand tot kennis van dit feit komt door gebruik van de rede.
 
Deïsme kreeg bekendheid in Engeland in het laatste deel van de zeventiende eeuw, in het voetspoor van een toenemend vertrouwen in de macht van wetenschap en rede. De eerste vertolker was Edward Herbert; hij stelde dat vanaf het begin der tijden de mens een aantal door God gegeven, aangeboren religieuze ideeen bezit. Hiertoe behoren een neiging om te geloven in een opperwezen, een behoefte om hem te vereren, een geloof in het hiernamaals en de idee dat het wordt gekenmerkt door ebloning en straf, afhankelijk van hoe je leefde. Volgens Herbert behoren deze ideeen tot de kern van alle religieuze devotie en vormen ze samen een natuurlijke religie die met behulp van de rede is te doorgronden.
 
Deïstische denkers na Herbert, zoals Anthony Collins en Matthew Tindal, accepteerden Herberts stellingname dat een goede geloofsovertuiging haar wortels heeft in de rede, maar zij verwierpen de idee dat de heilige boeken religieuze waarheden openbaarden.
 
De deïsten waren resoluut tegenstander van religieus extremisme. Voltaire voerde een eenmanscampagne tegen wat hij zag als gewelddadige excessen van de katholieke kerk. De deïstische geneigdheid tot gematigdheid was geworteld in een voorkeur voor de rede als weg naar religieuze overtuiging. Als er zoiets is als een natuurlijke religie, dan heeft iedereen de mogelijkheid om zich aan te sluiten en is er geen behoefte aan exclusiviteit en intolerantie.
 
Deïsme bestaat ook vandaag de dag, zij het in afgeslankte vorm. Het probleem schuilt in bepaalde details van de boodschap. Deïsten konden het er nooit over eens worden welke religieuze overtuigingen werden gebaseerd op de rede. De idee dat er universele elementen van religieuze overtuigng zijn, werd weerlegd naarmate de historische en antropologische kennis toenam.
 
== Deïsten ==