'''Quintus Servilius Caepio''' was een politicus ten tijde van de late [[Romeinse Republiek]].
De zoon van de [[Quintus Servilius Caepio (consul in 140 v.Chr.)|gelijknamige]] [[Consul (Rome)|consul]] van 140 v.Chr. was van 129 tot 126 v.Chr. [[Legatus (rang)|legatus]]<ref>''Tituli Asiae Minoris'' [http://epigraphy.packhum.org/inscriptions/oi?ikey=263952&bookid=534®ion=8&subregion=30 V 1.528].</ref> in [[Asia (Romeinse provincie)|Asia]]<ref>''Inschriften von Iasos'' [http://epigraphy.packhum.org/inscriptions/oi?ikey=257922&bookid=487®ion=8&subregion=27 612], rr. 25 en 30.</ref> en in 109 [[praetor]] in de provincia [[Hispania ulterior]], waar hij tegen de Lusitanii vocht. Na zijn terugkeer in 107 v.Chr. kon hij een [[triomftocht]] houden. In 106 v.Chr. was hij consul en maakte de bepaling van [[Gaius Sempronius Gracchus]] ongedaan, die de [[equites]] in plaats van de [[Senaat (Rome)|senatoren]] het recht had gegeven, als jury in het gerecht te zitten.
In 105 v.Chr. ging Caepio als [[proconsul]] naar [[Gallië]], om samen met de consul van dat jaar, [[Gnaius Mallius Maximus]], tegen de [[Cimbren|Cimberen]] te strijden. Omdat hij deze echter als ''[[homo novus]]'' geringschatte, veroorzaakte hij de zware Romeinse nederlaag in de [[slag bij Arausio]] ([[Orange (Frankrijk)|Orange]]). Caepio verloor zijn [[Imperium (Rome)|imperium]] en zijn rang als senator. In 104 v.Chr. werd hij bovendien wegens de verduistering van een schat, die hij bij de [[Volcae]] in [[Toulouse (stad)|Tolosa]] had geroofd ''(aurum Tolosanum)'', aangeklaagd, en het volgende jaar wegens hoogverraad. Voordat er een veroordeling werd uitgesproken, ging hij in ballingschap naar [[İzmir|Smyrna]]<ref>[[Marcus Tullius Cicero]], ''Pro Balbo'' 28.</ref> en stierf daar.
Zijn [[Quintus Servilius Caepio (proconsul in 90 v.Chr.)|gelijknamige zoon]] sneuvelde als proconsul in 90 v.Chr.
== Referenties ==
* {{Aut|K.-L. Elvers}}, art. Servilius [I 12], in ''[[Der Neue Pauly|NP]]'' 11 (2001), p. [].