Hulpwerkwoord: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Tekst vervangen door "Een '''maja is poep''' is een [poep] dat, in tegenstelling tot majawerkwoorden]]"
Labels: Vervangen Misbruikfilter: Leeghalen Misbruikfilter: Schuttingtaal Visuele tekstverwerker Misbruikfilter: Experimenteren
Oxygene7-13 (overleg | bijdragen)
k Wijzigingen door 84.81.172.182 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door 145.133.202.67
Regel 1:
Een '''hulpwerkwoord''' is een [[werkwoord]] dat, in tegenstelling tot [[zelfstandig werkwoord|zelfstandige werkwoorden]], een betekenis toevoegt aan een ander werkwoord en daardoor in principe niet zelfstandig voorkomt. Een uitzondering hierop vormen de [[modale werkwoord|modale hulpwerkwoorden]]. Zinnen als "ik wil het" en "je moet" zijn correct Nederlands. In deze gevallen is het echter zo dat er ''impliciet'' wel een werkwoord bij hoort, in de genoemde zinnen bijvoorbeeld "hebben" of "doen".
Een '''maja is poep''' is een [poep] dat, in tegenstelling tot majawerkwoorden]]
 
In het Nederlands worden de volgende vijf types hulpwerkwoorden onderscheiden:
# hulpwerkwoorden van tijd
# hulpwerkwoorden van de [[lijdende vorm]]
# modale hulpwerkwoorden
# hulpwerkwoorden van aspect
# hulpwerkwoorden van causaliteit
 
== Hulpwerkwoorden van tijd ==
* ''hebben'' wordt gebruikt in combinatie met het [[Voltooid deelwoord (Nederlands)|voltooid deelwoord]] om samengestelde verleden tijden te vormen:
** voltooid tegenwoordige tijd (VTT) - ''ik heb gelopen''
** voltooid verleden tijd (VVT) - ''ik had gelopen''
* ''zijn'' wordt op dezelfde manier gebruikt als ''hebben'', bij een kleiner aantal werkwoorden die alle [[(On)overgankelijk werkwoord|onovergankelijk]] zijn:
** VTT - ''ik ben gegaan''
** VVT - ''ik was gegaan''
* ''zullen'' wordt gebruikt in combinatie met de [[infinitief]] om vormen van de toekomende tijd te maken:
** onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (OTTT) - ''ik zal lopen''
** onvoltooid verleden toekomende tijd (OVTT) - ''ik zou lopen''
* voor het vormen van voltooide toekomende tijden worden ''hebben''/''zijn'' en ''zullen'' in combinatie gebruikt:
** voltooid tegenwoordige toekomende tijd (VTTT) - "ik zal hebben gelopen'' / ''ik zal zijn gegaan''
** voltooid verleden toekomende tijd (VVTT) - ''ik zou hebben gelopen'' / ''ik zou zijn gegaan''
 
== Hulpwerkwoorden van de lijdende vorm ==
* ''worden'' wordt gebruikt in combinatie met het voltooid deelwoord om lijdende (passieve) werkwoordsvormen in ''onvoltooide'' tijden te maken:
** OTT - ''ik word geslagen''
** OVT - ''ik werd geslagen''
* ''zijn'' wordt gebruikt om passieve werkwoordsvormen in ''voltooide'' tijden te maken:
** VTT - ''ik ben geslagen''
** VVT - ''ik was geslagen''
In toekomende werkwoordstijden wordt het hulpwerkwoord van de lijdende vorm in combinatie met ''zullen'' (hulpwerkwoord van tijd) gebruikt; voorbeeld: ''ik zal geslagen worden'' (OTTT).
 
== Modale hulpwerkwoorden ==
[[Modaal werkwoord|Modale werkwoorden]] geven een bepaalde ''houding'' ten opzichte van het werkwoord aan. De belangrijkste Nederlandse hulpwerkwoorden van modaliteit zijn:
* ''hoeven''
* ''kunnen''
* ''moeten''
* ''mogen''
* ''willen''
 
== Hulpwerkwoorden van aspect ==
In deze categorie vallen werkwoorden die een begin van een handeling aangeven (''gaan'' en ''komen''), of duidelijk maken dat een handeling voortduurt (''blijven'').
 
* "hij ''gaat'' werken", "hij ''komt'' logeren" → geeft begin van handeling aan.
* "hij ''blijft'' wandelen" → geeft aan dat een handeling voortduurt.
 
NB. Tot de hulpwerkwoorden van aspect behoren ook ''zijn'', ''zitten'', ''lopen'', ''hangen'' en ''staan'' als zij aangeven dat een handeling voortduurt.
 
== Hulpwerkwoorden van causaliteit ==
Hulpwerkwoorden van causaliteit geven aan dat er een betrekking van oorzaak en gevolg in de zin staat. Er zijn er twee:
 
* ''doen'' in de zin "hij ''doet'' haar blozen"
* ''laten'' in de zin "zij ''laat'' hem wachten", "hij ''laat'' zijn huis schilderen"
 
== Andere functie ==
Veel van de hier genoemde werkwoorden kunnen naast de functie van hulpwerkwoord ook andere functies vervullen, bijvoorbeeld:
* ''doen'' is ook een zelfstandig werkwoord ("we doen niets")
* ''hebben'' is ook een zelfstandig werkwoord ("ik heb een auto")
* ''zijn'' is ook een zelfstandig werkwoord ("hij is in de tuin") en een [[koppelwerkwoord]] ("jij bent een vrouw")
* ''worden'' is ook een zelfstandig werkwoord ("zij wordt arts")
 
[[Categorie:Werkwoord naar functie]]