Trombone: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Label: Misbruikfilter: Kwebbelen
Kattenkruid (overleg | bijdragen)
k Wijzigingen door 163.158.136.63 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Kattenkruid
Regel 46:
== Geschiedenis van het instrument ==
Historisch gezien bestaan er in een aantal landen tradities aangaande de bouw en het gebruik van de trombone. In Duitsland (tevens Oostenrijk en nog een aantal Oost-Europese landen) worden van oudsher drie trombones gebruikt in de symfonieorkesten. Een alttrombone (in E♭ of F), een tenortrombone (in B♭) en een bastrombone (in F of E♭). In Frankrijk wordt van oudsher gebruikgemaakt van drie tenortrombones. Deze tradities komen ook tot uiting in de bouw van de trombone. Er is een duidelijk onderscheid in bouw en klank tussen de Duitse en Franse trombone.
 
Hallooooooooo!!!
Ik ben pietje en ik ben 14 jaar oud. ik wil graag wat zeggen namelijk: ik vind het niet leuk dat jantje mijn deken steelt.
 
Het gebruik van de sopraantrombone is eigenlijk van meer recente datum, als aanvulling op het zogenoemde ''Posaunenchor''. De sopraninotrombone en de piccolotrombone zijn de exoten in de familie en worden sporadisch toegepast. Dit als poging om de familie van trombones aan te vullen tot een volledig 'koor' zoals dit al bestond bij bijvoorbeeld de blokfluit en klarinet. De alttrombone wordt bijna uitsluitend gebruikt in Duitse symfonische en kerkelijke muziek uit deze traditie. Voorbeelden hiervan zijn de Rheinische symfonie van [[Robert Schumann|Schumann]] en het [[Requiem (Mozart)|Requiem]] van [[Wolfgang Amadeus Mozart|Mozart]]. Na ±1900 is er voor dit instrument zeer weinig geschreven. De tenortrombone is veruit de meest gebruikte variant. Vanwege zijn formaat is dit lid van de trombonefamilie het best te hanteren. Een arm van een volwassen persoon van normaal postuur heeft precies de benodigde lengte voor de schuif van deze trombone. De bastrombone bestond van oorsprong alleen in een model in de stemming F (soms E♭). Het instrument is hierdoor de helft langer dan de tenortrombone. Daardoor is de schuif te lang om volledig met de menselijke arm te worden benut. Een verlengstuk (pookje) werd daarom aangebracht. Dit bracht met zich mee, dat het instrument bepaald niet handig is te noemen. Na de uitvinding van het ventiel, is dit instrument langzaam vervangen door een ruimer gebouwde variant van de tenortrombone voorzien van één of twee ventielen. Hierdoor ontstond een zeer flexibele bastrombone met de voordelen van de tenortrombone aangaande hanteerbaarheid en de donkere klank van de oude bastrombone. Hetzelfde is gebeurd met de contrabastrombone. Van oorsprong is dit instrument dubbel zo lang als de tenortrombone. Door toepassing van de eerder genoemde ventielen wordt dit instrument heden ten dage bijna uitsluitend nog gebouwd als contrabastrombone in F met toevoeging van twee ventielen. Omdat dan nog steeds de schuif te lang is voor de arm van de trombonist wordt er gebruikgemaakt van een ingekorte schuif. Binnen de lichte muziek wordt alleen gebruikgemaakt van tenor- en bastrombone. In de moderne symfonische orkesten wordt voornamelijk gebruikgemaakt van een drievoudige bezetting bestaande uit twee tenortrombones en één bastrombone. Sporadisch wordt er dan een alt- of contrabastrombone gebruikt.