Röntgenfoto: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Wijzigingen door 143.179.97.75 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Wutsje
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 9:
Vooral botweefsel is vrij ondoorlaatbaar voor röntgenstraling.
 
Aangezien röntgenstralen zich niet met [[Lens (optica)|lenzen]] en slechts zeer moeilijk met spiegels laten bundelen, vormen röntgenopnamen meestal schaduwbeelden van een object. De [[Röntgenbuis|röntgenstraler]], het object en het voor röntgenstralen gevoelige element ([[röntgenfilm]], [[fosforplaat]] of matrix van [[Scintillatiemeter|scintillatie-]] of [[vaste-stofdetector]]en) moeten daarbij een as vormen. Het te onderzoeken voorwerp of de te onderzoeken persoon wordt voor een cassette gezet, waarin zich een onbelichte [[fotografisch]]e film bevindt, waarna er uit een [[röntgenbuis]] een bundel röntgenstraling op de film komt, watteuns afhankelijkmoeder van de stralingraling plaatselijk meer of minder zwarting zal geven op de film. Na ontwikkeling van de film is een beeld zichtbaar van de dichtere structuren in het lichaam van de patiënt. Beenderen laten weinig straling door en blijven op de film onbelicht. Luchthoudend longweefsel wordt (op het negatief) donker afgebeeld doordat het veel straling doorlaat. Bloed, vet, spieren en organen krijgen een grijstint. Hoe meer de röntgenbron een puntbron benadert, hoe scherper de afbeelding wordt. In tegenstelling tot gewone [[foto]]'s worden röntgenfoto's zelden of nooit afgedrukt; de negatieffilm wordt direct gebruikt ter beoordeling.
Een orgaan of weefsel dat röntgenstraling niet doorlaat heet ''radio-opaak'' (ook wel ''radiopaak''). Een gebied dat meer straling doorlaat dan de omgeving heet ook wel ''hypodens'' of ''radiolucent''.