Ziekenhuis Calvariënberg: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 32:
== Geschiedenis ==
=== 1821-1881: stichting en beginperiode ===
Het Ziekenhuis Calvariënberg werd in 1821 opgericht als Algemeen Burgerlijk Zieken- en Gebrekkigenhuis. Tot de 19e eeuw bekommerden vooral kloosterlingen zich om zieken, invaliden, ouden van dagen, vondelingen, wezen en andere hulpbehoevenden. Die instellingen werden enkele jaren na de [[Beleg van Maastricht (1794)|komst van de Fransen]] (1794) opgeheven.<ref group=noot>Enkele instellingen die in Maastricht vóór 1794 als zodanig functioneerden waren: het [[Sint-Servaasgasthuis]], het [[Sint-Jacobsgasthuis (Maastricht)|Sint-Jacobsgasthuis]] en het Sint-Gillishospitaal in [[Wyck]]. Daarnaast hielden o.a. de [[kapucijnen]], [[cellebroeders]] en [[grauwzusters]] zich bezig met ziekenzorg. Het [[Twaalf Apostelen Hofje]] en het [[Hofje Sint Maartenshuizen]] waren particuliere instellingen, die aan de opheffing ontsnapten, al zou het bestuur van de Twaalf Apostelen enige tijd aan de provisoren worden onttrokken.</ref> Het nieuwe ziekenhuis kwam in de plaats van een door de gemeente ingericht "infirmenhuis" in het voormalige [[Cellebroederskapel (Maastricht)|Cellebroedersklooster]] (1806-1819). Toen dit gebouw niet meer voldeed, vond het in 1815 opgerichte [[Burgerlijk Armbestuur]]<ref group=noot>Het Burgerlijk Armbestuur (BA) was de opvolger van het Bureau van Weldadigheid (1802-1815) uit de Franse tijd. Het kapitaal waarover het BA kon beschikken was grotendeels afkomstig uit voormalig kerkelijk of adellijk bezit, de zogenaamde "ontdekte [[domeinen]]". Gales/Kreukels/Luijten/Roebroeks (1997), pp. 17-23, 27-28.</ref> een nieuw onderkomen in het leegstaande 17e-eeuwse [[Klooster Calvariënberg]]. Een deel van dit complex werd in 1820 voor 25.000 [[Franse frank|francs]] gekocht van de weduwe Rigano, wier overleden man hier een katoenfabriek was begonnen. De voormalige kloosterkapel en een [[Kanunnikenhuis|kanunnikenwoning]] waren niet bij de koop inbegrepen en bleven in gebruik als fabriek voor straatlantaarns van de gebroeders Fraiture. Het kloostergedeelte werd in 1821 door de architecten Hermans en [[Mathias Soiron|Soiron]] verbouwd tot 'Godshuis' voor 200 armlastige ouderen en gehandicapten ('gebrekkigen') en ten zuiden hiervan verrees een ziekenhuis met ruim 100 bedden. De twee delen waren met elkaar verbonden door een provisorische gestichtskapel.<ref>Ubachs/Evers (2005), pp. 111-112: 'Calvariënberg, ziekenhuis'.</ref>
 
Het Algemeen Burgerlijk Zieken- en Gebrekkigenhuis Calvariënberg was aanvankelijk een instelling van armenzorg.<ref group=noot>Ziekenhuizen waren in deze tijd voornamelijk bedoeld voor behoeftigen. Welgestelden werden thuis verpleegd.</ref> De investeringen en de exploitatielasten werden gefinancierd uit de opbrengsten van de armenfondsen (zie noot 2). [[Willem I der Nederlanden|Koning Willem I]] spendeerde een gift voor de inrichting van het ziekenhuis. In 1822 arriveerden de eerste patiënten en bewoners. De eerste heelmeester was Joannes Franciscus Josephus Bosch (1794-1874), die tevens verbonden was aan de plaatselijke school voor genees- en verloskunde.<ref>{{aut|Jos van Engelshoven}} (2011): 'Het Burgerlijk Zieken- en Gebrekkigenhuis Calvariënberg (1822 -1891)'. In: Eggen e.a. (2011), p. 121.</ref> Het ziekenhuis was in principe 'algemeen', maar na 1840 werd het neutrale karakter enigszins gecompromitteerd door de komst van de [[Liefdezusters van de Heilige Carolus Borromeus]] ('Zusters Onder de Bogen'), die hier vanaf 1837 als verpleegsters en ziekenverzorgsters aan de slag gingen.<ref group=noot>De aanwezigheid van de Zusters Onder de Bogen leverde aanvankelijk strubbelingen op in Calvariënberg. In 1843 kregen de eerste vijf zusters een vaste aanstelling. {{aut|Jos van Engelshoven}} (2011): 'Vader en zoon Bosch'. In: Eggen e.a. (2011), pp. 130-141.</ref><ref>Luijten/Roebroeks (1988), pp. 34-36.</ref>