Heiligdomsvaart van Maastricht: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Geschiedenis: strafbedevaarten naar Maastricht relatief zeldzaam -> noot aangepast
Regel 49:
Tijdens de twee weken durende heiligdomsvaart bezochten tienduizenden pelgrims de stad, van wie de meesten na enkele dagen verder reisden, bijvoorbeeld naar Aken.<ref group=noot>Exacte bezoekcijfers voor de Maastrichtse vaart zijn niet bekend. In Aken kwamen in 1496 142.000 pelgrims, waarvan het merendeel waarschijnlijk ook Maastricht zal hebben aangedaan. De la Haye (1990), p. 113.</ref> Omdat de beide pelgrimsgasthuizen de toestroom niet aankonden, werden de pelgrims ook in andere gasthuizen toegelaten. Velen zochten onderdak in kloosters en herbergen in en buiten de stad, of bij particulieren.<ref>Koldeweij (1990a), p. 99.</ref> De bedevaartgangers, die vaak meerdere bestemmingen per reis combineerden, waren afkomstig uit onder andere de [[Lage Landen|Nederlanden]], [[Frankrijk]] (vooral uit [[Normandië]] en [[Bretagne (regio)|Bretagne]], waar Sint-Servaas speciale verering genoot), [[Duitsland]], [[Scandinavië]], [[Bohemen]], [[Hongarije]] en [[Engeland]].<ref group=noot>Maastrichtse pelgrimstekens zijn gevonden in onder andere Duitsland, Frankrijk, Engeland en Scandinavië. In een graf bij de ruïne van de benedictijner abdij in het Noorse [[Selje]] werden in 1937 vijf door oxidatie aan elkaar geklonterde pelgrimsinsignes uit Maastricht, Frankrijk en Italië gevonden, waarschijnlijk uit de vroege 14e eeuw. Het ligt voor de hand dat deze allemaal op één pelgrimsreis zijn verzameld. Koldeweij (1990a), pp. 90-91, 100-101.</ref> Voor de stad waren al die bezoekers uiteraard van groot economisch belang. Tijdens de heiligdomsvaart mocht iedere burger vreemde valuta wisselen en spijs en drank verkopen, buiten de gebruikelijke bepalingen van stadsbestuur en [[Gilde (beroepsgroep)|ambachten]] om.<ref>Ubachs/Evers (2005), p. 566: 'Vrijheid van Sint Servaas'.</ref> Ook de ambachten zelf hadden meer vrijheid: zo mochten de brouwers in 1440 alle soorten bier brouwen en de bakkers mochten elk soort brood verkopen. Als souvenir werden aangeboden pelgrimshoorns van aardewerk, [[pijpaarde]]n pelgrimsflesjes en, vooral, tinnen [[pelgrimsinsigne]]s, die in heel Europa zijn teruggevonden. Vanaf de 16e eeuw werden deze in toenemende mate verdrongen door medailles, vaantjes, boekjes, prenten, toningsformulieren en biecht- en bedevaartbewijzen. Vaak waren deze voorwerpen versierd met afbeeldingen van zowel Maastrichtse als Akense en Kornelimünsterse relieken, zodat die ook daar verkocht konden worden.<ref>Koldeweij (1990a), pp. 102-104.</ref>
 
Aan het begin van de heiligdomsvaart bliezen de stadstorenwachters op hun [[Bazuin (muziekinstrument)|bazuin]]en, als aankondiging van de veertiendaagse 'vrijheid van Sint-Servaas', de periode dat allerlei regels niet golden en bijvoorbeeld [[Verbanning|bannelingen]] overdag ongestraft de stad in mochten en vreemdelingen niet opgepakt konden worden voor in het verleden gepleegde vergrijpen. Dat laatste bracht bepaalde risico's met zich mee. VeelEen deel van de pelgrims gingenging op bedevaart omdat dat onderdeel was van een strafopgelegde die ze opgelegd hadden gekregenstraf.<ref group=noot>Zo moesten leden van het [[Mechelen (stad)|Mechelse]] zakkendragersgilde, die de regels overtraden, in 1452 verplicht "eenen wech t'sinte Servaes tot Tricht" maken "alsoe dicke ende menichwerf als 't gheviele". Koldeweij (1990), p. 89. Over de praktijk van de middeleeuwse strafbedevaarten verscheen in 1978 een uitgebreide studie van Jan van Herwaarden, waaruit blijkt dat deze praktijk zijn hoogtepunt beleefde tussen 1350 en 1450, maar dat strafbedevaarten naar Maastricht relatief zeldzaam waren. {{aut|J. van Herwaarden}} (1978): ''Opgelegde bedevaarten: een studie over de praktijk van opleggen van bedevaarten (met name in de stedelijke rechtspraak) in de Nederlanden gedurende de late middeleeuwen (ca 1300 - ca 1550)'', pp. 407-417. Proefschrift, Rijksuniversiteit Groningen. Van Gorcums Historische Bibliotheek, #95, Van Gorcum, Assen.</ref> Om die redenen werden rondom de heiligdomsvaart extra veiligheidsmaatregelen getroffen. Leden van het Maastrichtse stadsbestuur en de ambachten vormden [[militie]]s, die toezicht hielden in de straten waar de pelgrims doorheen trokken. Wie de stadsvrede verbrak, werd streng gestraft met een hoge geldboete, of een verplichte bedevaartstrafbedevaart naar [[Santiago de Compostella]]. Ook moesten burgers een kuip water voor de deur hebben staan om het verhoogde risico op [[stadsbrand]]en het hoofd te bieden.<ref name=ue219/>
 
=== 16e–18e eeuw: achteruitgang van de heiligdomsvaart ===
[[Bestand:Bedevaartsouvenirs St-Servaaskerk Maastricht (16e-17e eeuw).jpg|thumb|Pelgrimsboekje en biecht- en bedevaartbewijzen, 16e en 17e eeuw]]
Door de [[Reformatie]], godsdienstoorlogen, en [[Pest (ziekte)|pestepidemieën]] en mogelijk ook door het afkopen van strafbedevaarten nam de animo voor de heiligdomsvaart in de loop van de 16e eeuw flink af, zowel in Maastricht als in naburige steden.<ref name=kroos353/> In 1489 en 1552 ging de heiligdomsvaart wegens oorlogsdreiging niet door.<ref>Kroos (1985), p. 357.</ref><ref>De la Haye (1990), p. 113.</ref> Bij het [[Beleg van Maastricht (1579)|beleg van 1579]] gingen de 'hemelse doeken' verloren en raakte het borstbeeld van Sint-Servaas ernstig beschadigd. In 1608 kwamen er nog maar 13.000 pelgrims. Nadat in 1632 bij het [[Beleg van Maastricht (1632)|vredesverdrag met Frederik Hendrik]] de stedelijke soevereiniteit van het [[Tweeherigheid van Maastricht|tweeherige Maastricht]] voor de helft was overgegaan in handen van de protestantse [[Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden]], kwam er een verbod op [[processie]]s en andere religieuze manifestaties in het openbaar.<ref group=noot>Processies in de kerk zelf, of op eigen terrein (binnen de [[Immuniteit (grondstuk)|immuniteit]] van de kapittelkerk of het kerkhof van de parochiekerk) waren wel toegestaan. Ubachs/Evers (2005), pp. 423-424: 'processie'.</ref> Waarschijnlijk was de laatste heiligdomsvaart-oude-stijl in 1629.
 
In 1655, 1662 en 1706 vonden nog wel heiligdomsvaarten plaats, maar sober, zonder de openbare reliekentoning op het Vrijthof. De [[Noodkist]] stond in deze periode permanent op het [[priesterkoor]] van de Sint-Servaaskerk opgesteld, maar verhuisde in tijden van gevaar naar de [[Crypten van de Sint-Servaasbasiliek#Vieringscrypte|vieringscrypte]]. Voorwerpen die herinnerden aan de bloeitijd van de bedevaarten, verdwenen geleidelijk uit de kerk. Zo werd de [[cenotaaf van Monulfus en Gondulfus]] omstreeks 1625 begraven op de plek, waar deze in 1890 werd ontdekt. Het gebeeldhouwde [[Doksaal van de Sint-Servaasbasiliek|doksaal en het Sint-Servaasaltaar]] werden in 1732 afgebroken. Over de toning in de Onze-Lieve-Vrouwekerk zijn uit deze periode geen gegevens bekend.