Heiligdomsvaart van Maastricht: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 30:
Ook de [[Basiliek van Onze-Lieve-Vrouw-Tenhemelopneming (Maastricht)|Onze-Lieve-Vrouwekerk]] bezat een belangrijke verzameling relieken. De [[kerkschat]] kreeg omstreeks 1100 een flinke impuls door de verwerving van het Byzantijns patriarchaalkruis en het zogenaamde kruisje van Constantijn, beide naar alle waarschijnlijkheid na de [[Eerste Kruistocht]] (1096-99) meegebracht (of geroofd) uit [[Constantinopel]].<ref group=noot>Beide kruisreliekhouders werden in 1837 door een ex-kanunnik aan de paus geschonken en bevinden zich sedertdien in de schatkamer van de [[Sint-Pietersbasiliek]] in [[Vaticaanstad]]. Pogingen om de schatten terug te krijgen leverden niets op.</ref> Verder was de Onze-Lieve-Vrouwekerk bekend vanwege het kleed van [[Lambertus van Maastricht|Lambertus]], de reliekbuste van [[Bartolomeüs (apostel)|Bartolomeüs]], de gordel van [[Maria (moeder van Jezus)|Maria]] en relieken van [[Barbara van Nicomedië|Sint-Barbara]], waarvan vooral die laatste twee populair waren bij de pelgrims.<ref>De Kreek (1990), p. 130, 133.</ref> Het later zeer populaire [[genadebeeld]] van [[Sterre der Zee (Maastricht)|Onze Lieve Vrouw, Sterre der Zee]] kwam pas veel later in bezit van deze kerk.<ref group=noot>De grote populariteit van de Sterre der Zee dateert van na 1607, toen [[paus Paulus V]] er een volle aflaat aan verbond. Het beeld bevond zich toen bij de [[Franciscanen in Maastricht|Maastrichtse minderbroeders]]. Koldeweij (1990a), p. 98. Op 29 maart 1804 schonken leden van de Broederschap van Onze Lieve Vrouwe het 'ondergedoken' beeld aan de [[Sint-Nicolaaskerk (Maastricht)|Sint-Nicolaaskerk]]. In 1837 verhuisde het met de Nicolaasparochie naar de aanpalende Onze-Lieve-Vrouwekerk. {{aut|Ingrid M.H. Evers}} (2006): 'Een parochiekerk in de achttiende eeuw: het interieur van de Sint-Nicolaaskerk te Maastricht', in: ''Publications'', nr. 142, p. 224.</ref>
 
Tussen de twee [[kapittelkerk]]en bestond grote rivaliteit, met name als het ging om het aantrekken van bedevaartgangers, waarmee grote financiële belangen waren gemoeid. Het [[Sint-Servaaskapittel]] claimde op grond van een overeenkomst uit 1354 het alleenrecht om relieken te tonen in de open lucht.<ref>Ubachs/Evers (2005), p. 440: 'relieken'.</ref> Het [[Basiliek van Onze-Lieve-Vrouw-Tenhemelopneming (Maastricht)|Onze-Lieve-Vrouwekapittel]] kon daardoor zijn relieken slechts tonen in de eigen kerk. Mogelijk werd daarvoor de bovengalerij in het oostkoor gebruikt. Het kapittel heeft in de 15e eeuw en later herhaalde malen gepoogd het monopolie van dehet Sint-Servaaskapittel aan te vechten. Het voerde diverse processen over de reliekentoning in het openbaar, tot aan de paus toe, maar tevergeefs.<ref name=delahaye116>De la Haye (1990), pp. 116-117.</ref> De rivaliteit tussen beide kapittels speelde ook waar het de waarde van hun relieken betrof. Zo maakte het Sint-Servaaskapittel goede sier met een kopie van het pronkstuk van de Onze-Lieve-Vrouwekerk, het Byzantijns patriarchaalkruis, dat het omstreeks 1490 liet kopiëren (zie: [[Patriarchaalkruis (Maastricht)|Patriarchaalkruis]]).<ref>Margry/Caspers (2000), p. 467.</ref>
 
Voor de opvang van de zieken onder de duizenden bedevaartgangers naar het graf van Sint-Servaas bestond al sinds de 11e eeuw het [[Sint-Servaasgasthuis]], op de zuidoosthoek van het [[Vrijthof (Maastricht)|Vrijthof]]. Daarnaast was Maastricht van de 12e tot de 16e eeuw een halteplaats voor pelgrims uit de Nederlanden, Noord-Duitsland en Scandinavië op weg naar [[Santiago de Compostella]]. Voor hen was niet ver van het Sint-Servaasgasthuis het [[Sint-Jacobsgasthuis (Maastricht)|Sint-Jacobsgasthuis]] ingericht. Beide gasthuizen kregen in de 17e eeuw met het afnemen van de pelgrimages andere functies en werden begin 19e eeuw afgebroken.<ref>Koldeweij (1990a), pp. 98-99.</ref>