Pieter 't Hoen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Casimir (overleg | bijdragen)
k Verwijzing naar pseudoniem Pieter 't Hoen
A. ter Hoek (overleg | bijdragen)
→‎Loopbaan: aanpassingen aan tijdperk
Regel 16:
In november 1782 werd 't Hoen lid van de [[Patriotten]]club ''Getrouw voor het Vaderland'', een toonaangevende Utrechtse politieke vereniging, daarnaast van ''Pro Patria et Libertate'' waarvan de andere Utrechtse patriottenleider in Utrecht [[Quint Ondaatje]] lid was. Hij nam ook in november 1785 een commissie als luitenant in de Utrechtse ''[[Schutterij (historisch)|schutterij]]'' aan in het bedrijf ''Turkije''. Als zodanig raakte hij betrokken in het ''[[exercitiegenootschap]]''-beweging die belangrijk was in de patriotse politiek. ''De Post'' publiceerde een groot aantal artikelen over deze beweging in deze periode. Het werd een van de belangrijkste organen van de patriotse propaganda op deze manier.
 
Zowel als journalist en politiek activist werd 't Hoen betrokken in het democratiseringsproces van de gemeentestad Utrecht en de[[heerlijkheid provinciale overheidUtrecht]] in 1784-1785, wat leidde tot het eerste democratisch gekozen stadsbestuur in de Nederlandse Republiek in augustus 1786. De aanhangers van de stadhouder, de [[Orangisme (Republiek)|Orangisten,]] vormden een rivaliserende Staten van Utrecht in december 1785, die onder de bescherming van een garnizoen van het [[Staatse leger]] die herhaaldelijk Utrecht bedreigde naar Amersfoort verhuisde. Op 9 mei 1787 nam 't Hoen met zijn bedrijf van de ''schutters'' deel in de [[Slag bij Jutphaas]] om een van die dreigende bewegingen af te slaan. Dit succes werd echter al snel gevolgd door de [[Pruisische inval|Pruisische invasie van Holland]], waarin Utrecht zonder een gevecht aan de Pruisen werd gegeven. 't Hoen volgde de patriotse troepen op hun terugtocht naar Amsterdam in september 1787. Na de val van Amsterdam op 10 oktober vluchtte 't Hoen zoals in veel andere patriotten eerst [[Brussels Hoofdstedelijk Gewest|naar Brussel]] en later naar het noorden van [[Koninkrijk Frankrijk|Frankrijk]] met zijn familie. In 1789 werd hij [[Verstek (procesrecht)|bij verstek]] tot 25 jaar verbanning veroordeeld.<ref>Ros, p. 1</ref>
 
In Frankrijk ontving hij een pensioen van 2.400 [[Livre|livres]] van de Franse regering als erkenning van zijn werk als journalist, dat vaak het Franse beleid had ondersteund. Hij woonde korte tijd in [[Sint-Omaars|Saint-Omer]], [[Grevelingen (stad)|Gravelines]], [[Duinkerke|Duinkerken]] en uiteindelijk in [[Waten|Watten]] in de buurt van St. Omer, waar hij lid werd van een "commune" van andere Nederlandse patriotten, net als zijn collega's [[Wybo Fijnje]] en Gerrit Paape. In deze periode bleef hij actief als journalist. Hij begon een nieuwe publicatie, getiteld ''Gedenkschriften van Martinus Scriblerus den Jongen'', dat een anti-kerkelijks karakter had. Ook werkte hij mee met de journalist Joost Vrijdag aan het bewerken van de periodieke ''Duinkerksche historische courant'', maar deze ging failliet, volgens de Vrijdag vanwege de financiële incompetentie van 't Hoen. Toen de nieuwe Franse regering in 1793 zijn pensioen beëindigde, begon 't Hoen een tabaksfabriek en verkocht zijn onroerend goed in Utrecht. Hij was zodanig succesvol als een schrijver dat hij daar van kon leven. In 1793 publiceerde hij ''Kort historisch verhaal en onzydige aanmerkingen over de gesteltenis van Braband'' (Kort historisch verhaal en neutrale opmerkingen over de situatie van Brabant) door [[Jan Frans Vonck]].
Regel 22:
Ondertussen raakte 't Hoen verwikkeld in de interne strijd van de gevluchte patriotten tussen de volgelingen van [[Johan Valckenaer]] en [[Court Lambertus van Beyma]] aan de kant van Valckenaer. Samen met deze en een aantal andere Nederlanders werd hij actief in de Franse revolutionaire politiek als lid van de [[Jakobijnen|Raadsheer]]partij in Watten, maar hij hield afstand van het [[Terreur (Franse Revolutie)|Schrikbewind]] van [[Maximilien de Robespierre|Maximilien Robespierre]] c.s. Hij volgde het Franse leger dat in november 1794 en het begin van 1795 de Nederlandse Republiek veroverde, en hielp de [[Bataafse Republiek]] als de secretaris van de Voorlopige Vertegenwoordigers van het Volk van Utrecht (het Utrechts equivalent van de [[Provisionele Representanten van het Volk van Holland]]) in februari 1795. Dit werd permanent gemaakt toen hij op 17 maart 1795 secretaris van het Comité van Financiën werd. Op 18 april 1796 werd hij benoemd tot secretaris van het nieuwe provinciebestuur van Utrecht. Ondertussen had hij ook een nieuw tijdschrift opgericht, ''De Nieuwe Post van den Neder-Rhijn''. Dit weekblad zou 260 edities hebben met een oplage van 1.400 exemplaren tussen 10 maart 1795 en 6 december 1799.
 
In dit nieuwe tijdschrift publiceerde hij een ontwerp voor een nieuwe grondwet voor de Bataafse Republiek die zeer "[[Unitarisme (patriottentijd)|unitarisch]]" was omdat het voorstelde de federale structuur van de Republiek af te schaffen. Dit was een belangrijk probleem in die dagen. De strijd tussen de "Federalisten" en "Unitariërs" zou in januari 1798 culmineren in een [[staatsgreep]], die de Unitariërs aan de macht bracht. 't Hoen ondersteunde dit omverwerpen van de politieke orde. Hij werd als gevolg hiervan benoemd tot secretaris van de nieuwe regionale regering, die in 1799 delen van de oude provinciesgewesten Utrecht, en[[Graafschap eenHolland|Holland]] deel vanen [[Hertogdom Gelderland|Gelderland]] verving door een [[Departement van de Rijn]] die beide omvatte. In dezelfde periode bevorderde 't Hoen in ''De Nieuwe Post'' religieuze emancipatie van dissidenten en rooms-katholieken, die onder de oude Republiek gediscrimineerd werden tegenover leden van de [[Nederlandse Hervormde Kerk]].
 
In de zomer van 1799 kreeg 't Hoen het als secretaris van de departementale overheid druk met defensieve maatregelen in verband met een dreigende invasie door de Orangist-emigranten uit Duitsland, ter ondersteuning van het [[Brits-Russische expeditie naar Noord-Holland]]. Om die reden werd hij gedwongen zijn werk voor ''De Nieuwe Post'' te verwaarlozen en dit veroorzaakte de beëindiging van de publicatie in december 1799.