Utrecht (stad): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Geschiedenis: korter UU
Regel 73:
In de zestiende en zeventiende eeuw speelde Utrecht met zijn [[Utrechtse School (schilderkunst)|Utrechtse School]] ook een belangrijke rol in de Nederlandse [[schilderkunst]]. Bekende schilders waren de [[renaissance]]schilder [[Jan van Scorel]], de "[[maniërisme|maniëristen]]" [[Joachim Wtewael]], [[Abraham Bloemaert]] en [[Paulus Moreelse]], de "[[Utrechtse caravaggisten]]" [[Hendrick ter Brugghen]], [[Gerard van Honthorst]] en [[Dirck van Baburen]], de "[[Italianisanten]]" [[Cornelis van Poelenburch]], [[Jan Both]] en [[Jan Baptist Weenix]].
 
Vanaf de [[late middeleeuwen]] tot het begin van de 19e eeuw kende de stad verschillende periodes van botsingen en verschuivingen tussen en binnen verschillende machten, door onder meer de [[reformatie]], [[Gilde (beroepsgroep)|gilden]] en bezettingen door Spanjaarden en Fransen. In de eerste helft van de zeventiende eeuw1636 werd de [[Universiteit Utrecht]] opgericht.
 
Vanaf het begin van de 19e eeuw werden, in ruime zin, [[nutsbedrijf|nutsvoorzieningen]] aangelegd en uitgebreid, wat de situatie voor de stad sterk verbeterde. In de tweede helft van de 19e eeuw vond de eerste stadsuitbreiding plaats. Voor en - met name - na de [[Tweede Wereldoorlog]] zou Utrecht hiermee grootschalig uitbreiden. Rond 1925 was een groot deel van de bevolking werkzaam in de industrie. Vooral de metaalindustrie met bedrijven als [[Demka]], [[Werkspoor]] en [[Machinefabriek Jaffa|Jaffa]] was een voorname werkgever. Na de Tweede Wereldoorlog werd Utrecht meer en meer een diensten- en kenniscentrum.