Gebruiker:Kjalving/Kladblok: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 736:
Paulus van Tarsus zette zich onvermoeibaar in om de joden de weg naar het christendom te wijzen. Al had hij daar enig succes in, het ging met vallen en opstaan. Hoe dat verliep, staat in Handelingen 15. In Romeinen 11:17-19 beschrijft Paulus hoe hij het ziet. "Het volk van Israël lijkt op een olijfboom. De wortel van die boom is Gods belofte aan Abraham. En de takken van de boom zijn de mensen van het volk van Israël. Een deel van die mensen gelooft niet in Jezus Christus. Zij lijken op takken die van de boom zijn afgebroken. (...) Jullie zeggen misschien: 'die takken zijn van de boom afgebroken om plaats te maken voor ons.' Dat is waar. Die mensen geloofden niet in Jezus Christus, en daarom horen zij niet meer bij Gods volk." Deze analogie vormde in de christelijke dogmatiek de oorsprong van de [[Christelijke_visies_op_het_jodendom#De_vervangingstheologie|vervangingstheologie]]: God heeft zijn verbond met de Joden geannuleerd en daarvoor in de plaats is Jezus gekomen.<ref>Zie ook {{cite web|last=Westerbeke|first=Willem|url=http://www.theologienet.nl/documenten/WesterbekeW.%20Paulus%20over%20de%20bekering%20van%20Israel,%20Rom.11.pdf|title=De profetie van Paulus over de bekering van Israël en het Jodendom, Romeinen 11|year=2016|publisher=Theologienet}}</ref>.
 
De houding van de [[kerkvader]]s ten opzichte van de joden was ronduit giftig. [[Tertullianus]] had een persoonlijke afkeer van joden en vond dat de christenen door God waren gekozen om de joden te vervangen als zijn volk, omdat zij eerzamer waren.<ref>{{cite web|author=Tertullianus|authorlink=Tertullianus|title=De Adversus Iudaeos|url=http://www.tertullian.org/latin/adversus_iudaeos.htm|language=la}}</ref> [[Augustinus van Hippo|Augustinus]] vond dat de joden in leven moesten blijven om er met hun lijden aan te herinneren dat zij Jezus hadden vermoord. De joden hadden het verdiend om te worden onderdrukt door de christenen. En in de hel was er een speciale afdeling gereserveerd voor de joden. [[Johannes Chrysostomus]] ging nog een stap verder, en vond dat de joden ter dood gebracht moesten worden.<ref>{{en}} Wikipedia: [[w:en:Christianity_and_antisemitism#Church_Fathers|Christianity and antisemitism: church fathers]]</ref><ref>{{cite book|language=en||last=Michael|first=Robert|title=A history of Catholic antisemitism : the dark side of the church|date=2011|publisher=Palgrave Macmillan|location=New York|isbn=978-0230111318|url=https://books.google.com/?id=8ZnFAAAAQBAJ}}</ref> Er waren echter ook theologen die de joden gunstiger gezind waren (o.a. [[Eusebius van Caesarea]] en [[Bernardus van Clairvaux]]).
 
Vanaf de 12e eeuw werd [[canoniek recht]] ontwikkeld, grotendeels gebaseerd op de inzichten van de kerkvaders: het [[Decretum Gratiani]] en de ''Decretales'' van [[Paus Gregorius IX]], beide uit ca. 1140. Beide noemen omstandigheden waaronder afkeurenswaardige praktijken ongestraft mogen blijven. Kwaad dat niet kan worden gecorrigeerd zonder de vrede van de kerk te verstoren moet worden getolereerd. Beide canons noemen met name de joodse gebruiken waar de kerk zich afzijdig van moet houden. ''"Ecclesia non approbat, sed permittit."''<ref>"De kerk keurt het niet goed, maar laat het toe."</ref> Gedwongen bekering wees de kerk af, en doden ook, dus zat er niets anders op dan het judaïsme te tolereren. De kerk moest er zelfs op toezien dat anderen het joodse geloof ook met rust lieten. [[Thomas van Aquino]], die de joden weliswaar "onze vijanden" noemde, dacht er ook zo over.<ref name=bejczy>Bejczy 1997</ref> In die lijn moeten ook de wereldlijke decreten worden gezien, die diverse vorsten in de middeleeuwen uitvaardigden om de godsdienstvrijheid van de joden te beschermen, waaronder het Poolse Statuut van Kalisz (1264).