Polysomnografie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 14:
*Twee kanalen meten de luchtstroom bij de patiënt gedurende het onderzoek. Een [[thermistor]] ter hoogte van de neus of de mond kan de aanwezigheid of afwezigheid van luchtstroom detecteren door de temperatuurveranderingen van het in en uitademen. Dit is de voornaamste manier om een ademhalingsstilstand of apneu te detecteren. De nasaledruktransducer is een nauwkeurigere methode die eveneens een gedeeltelijke belemmering van de luchtstroom aantoont zoals het geval is bij een hypopneu.
*Verder wordt er een rekband rond de borstkas en de buik geplaatst die de ademhalingsbeweging van zowel de borstkas als de buik kunnen registreren. Deze info kan bruikbaar zijn in het onderscheid te maken tussen obstructieve en centrale apneus.
*Een pulse-oximeter[[pulsoxymeter]] wordt bevestigd aan een van de vingers om de zuurstof saturatie en de polsslag gedurende het onderzoek te meten.
 
Om mogelijke onderliggende cardiovasculaire problemen te ontdekken worden ook enkele ECG elektroden bevestigd tijdens het slaaponderzoek.