Karolingische renaissance: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting |
k -/- spaties voor ref (verzoek op WP:VPB) |
||
Regel 1:
[[Bestand:Raban-Maur Alcuin Otgar.jpg|thumb|
De '''Karolingische renaissance''' was een periode van vernieuwing van de cultuur en het onderwijs die zich in de achtste en negende eeuw in het West-Europa van de [[Karolingische rijk|Karolingische keizers]] manifesteerde. Het initiatief ging vooral uit van het koninklijk hof en werd gesteund door de [[clerus]]. Vooral onder [[Karel de Grote]] ([[768]]-[[814]]), [[Lodewijk de Vrome]] ([[814]]-[[840]]) en in mindere mate [[Karel de Kale]] ([[843]]-[[877]]) werd er aanzienlijke vooruitgang geboekt in het niveau van de christelijke scholen. Aan het keizerlijk hof was een aantal invloedrijke geleerden actief, onder wie [[Alcuinus|Alcuin]], [[Eginhard]], [[Hrabanus Maurus]], [[Dungal van Bangor]] en [[Johannes Scotus|Johannes Scotus Erigena]].
Regel 5:
==Historiografie==
De term '''Karolingische renaissance''' werd in de jaren 1830 door de Franse historicus [[Jean-Jacques Ampère]] geïntroduceerd om er een culturele opleving gedurende de [[achtste eeuw|achtste]] en [[negende eeuw]] mee aan te duiden. De term wil suggereren dat in deze periode, net als in de [[Renaissance]] in de [[vijftiende eeuw|vijftiende]] en [[zestiende eeuw]], de belangstelling voor de [[klassieke oudheid|klassieke cultuur]] weer opleefde.<ref>
Het was pas vanaf de jaren [[1920]] dat dit door Ampère geïntroduceerde concept een succes werd. De historica Erna Patzelt, hoogleraar geschiedenis aan de [[Universiteit van Wenen]], versterkte het gebruik van het begrip door in 1924 een van haar boeken de titel ''Die karolingische Renaissance'' te geven.<ref>{{aut|Erna Patzelt}}, ''Die karolingische Renaissance. Beiträge zur Geschichte der Kultur van frühen Mittelalters'', Wenen, 1924.</ref> In dezelfde jaren 1920 zagen ook theorieën over andere zogenaamde renaissances in de middeleeuwen het levenslicht, de [[Ottoonse renaissance]] en de [[renaissance van de twaalfde eeuw]].
Regel 32:
===Scriptoria===
De [[illuminatie (boeken)|verluchtingskunst]] in de manuscripten is echter van uitzonderlijke kwaliteit. Bekende scriptoria zijn de [[Ada-Groep]] met het [[Ada-evangeliarium]] van [[Trier]] en het [[Godescalc-evangelistarium]] uit 781-789, het Rijksevangeliarium van Wenen uit de Schola Palatina van Karel de Grote zelf, met [[Alcuinus]], het evangeliarium van [[Ebbo van Reims|Ebo]] te [[Épernay]] uit de school van [[Reims]], het beroemde [[Utrechts Psalter]] en uit de school van [[Metz]] het Sacramentarium van Drogo. In 870 werd in de school van Corbie de ''[[Codex aureus van St. Emmeram]]'' vervaardigd voor [[Karel de Kale]]<ref name=brad>
== Balans van de Karolingische renaissance ==
=== De redding van het Latijn en de klassieke cultuur ===
De verworvenheden van de Karolingische renaissance en de rol van Karel de Grote daarin werden reeds door geleerden aan het hof van Karel de Grote geroemd. Zoals door [[Alcuinus|Alcuin]], die in zijn brieven niet naliet Karels culturele en spirituele rol te benadrukken.<ref>
{{cquote|Meer dan andere koningen beijverde Karel zich geleerden te vinden om ze in staat te stellen op hun gemak te filosoferen, en zodoende de uitstraling van de wetenschap die in deze barbaarse wereld deels onbekend was te waarborgen, en om het koninkrijk dat hij van God had ontvangen en dat nog immer in mist gehuld, ja bijna blind was, tot een verlicht land te maken waar goddelijk licht tot de ogen zou doordringen.
De rol van Karel de Grote en de Karolingers werd dus duidelijk erkend en gewenst, zoals ook blijkt uit de verklaring van [[Savonnières]] in 859. De vorsten van de 9e eeuw zijn eveneens het object van lofprijzingen, vooral [[Karel de Kale]], bijvoorbeeld in de geschriften van [[Heiric van Auxerre]].
Regel 44:
Welke historische balans kunnen wij van de Karolingische renaissance opmaken? Allereerst was de onderwijsvernieuwing van groot belang. De onderwijswetgeving die werd geïnitieerd door Karel de Grote en gedurende zijn lange bewind steeds werd bevestigd, en waar ook zijn opvolgers aan vasthielden, heeft een actieve rol gehad in de vermeerdering van het aantal studiecentra in het Westen. Dit was essentieel voor het intellectuele leven gedurende de gehele middeleeuwen in het westen en daarbuiten.
Een ander belangrijk Karolingisch wapenfeit betreft de redding van veel Latijnse antieke teksten, die in de [[scriptorium|scriptoria]] werden gekopieerd op initiatief van de Karolingische hof[[clerus]]. Onder de belangrijkste bewaard gebleven schrijvers zijn [[Vergilius]], [[Horatius]], [[Terentius]], [[Quintilianus]], [[Lucius Annaeus Seneca|Seneca]] en [[Marcus Tullius Cicero|Cicero]]. Ondanks deze inspanningen bezitten we momenteel de (onvolledige) werken van slechts ongeveer 150 Latijnse auteurs, onder 800 overgeleverde schrijversnamen. Wat er nog van het Latijns geschreven erfgoed over is, hebben we, behalve aan [[Byzantijnse rijk|Byzantium]] en de [[Kalifaat van de Abbasiden|Abbasiden,]] vooral aan deze Karolingische bezieling te danken.<ref>
Daarnaast spanden de Karolingers zich in om fouten die in de overgeleverde Latijnse teksten waren geslopen te corrigeren (''emendatio'').<ref>Deze term wordt ook gebruikt in de ''Admonitio generalis'' uit 789, zie [[#onderwijswetgeving|supra]].</ref> Michel Banniard spreekt, in een Romeinse militaire beeldspraak, van "een terugkeer in geforceerde marsen naar de Latijnse norm dankzij de inspanningen van taalgeleerden uit heel Europa".<ref>''Genèse culturelle de l'Europe'', Paris, Seuil "Points histoire", 1989, blz. ?</ref>
Regel 51:
{{cquote|Een dappere held, onderwierp hij in zijn oorlogen, de wilden / koning Karel week voor niemand door de reinheid van zijn hart / hij kon niet tegen de fouten die in de boeken gekropen waren / en subliem door zijn ijver corrigeerde hij al deze fouten.<ref>''MGH'', ''Poetae latini'', I, '' Versus libris saeculi octavi adiecti'', II, blz. 89, te raadplegen op [http://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k95224k/ Gallica] : ''Qui sternit per bella truces fortissimus heros / Rex Carolus, nulli cordis fulgore secundus, / Non passus sentes mendarum serpere libris, / En, bene correxit studio sublimis in omni.''</ref>}}
Deze vooruitgang ging ook gepaard met soortgelijke inspanningen op het gebied van de [[Vernaculair|gesproken taal]]. Karolingische vorsten wilden dat de christelijke teksten in [[Germaanse taal|Germaanse]] of [[Romaanse taal|Romaanse talen]] werden geschreven, dit ten behoeve van [[aristocratie|aristocraten]] die geen [[Latijn]] kenden.<ref name="rich360">
===Vraagtekens bij het concept===
[[Bestand:Caroline 2.jpg|thumb|De [[Karolingische minuskel]], een teken van vooruitgang in de [[scriptorium|scriptoria]] of een symbool van een elite- en luxecultuur?]]
De wetenschappelijke balans laat ruimte voor nuancering, vooral door de ernstige mislukking die het gevolg was van het concilie van Aix in 817, kort na de dood van Karel de Grote. De daar genomen beslissingen resulteerden in de sluiting van vooral de kleinere monastieke scholen, met name in de plattelandsgebieden. [[Jacques Le Goff]] is onverbiddelijk over dit onderwerp en stelt dat er geen sprake kan zijn geweest van een renaissance en dat Karel de Grote ten onrechte in republikeinse handboeken wordt "gepopulariseerd als beschermer van jonge studenten en voorloper van [[Jules Ferry]]".<ref name="legoff1">
Hoewel de visie van een "gesloten economie" sindsdien niet veel meer is aangekaart, worden er ook in de meer recentere geschiedschrijving, zoals door de Franse mediëvist [[Philippe Depreux]], grenzen gesignaleerd bij de culturele vragen.<ref>{{aut|Depreux}}, 2003, blz. 750-751</ref>
Andere historici breiden deze bespiegelingen uit tot de Latijnse taal, die onder de Karolingische elite hersteld, nu definitief werd afgesloten van het volk, een werkelijk "drama van de Karolingische renaissance". Dergelijke overwegingen spelen ook heden ten dage nog bij sommige deskundigen over deze periode, zoals [[Michel Sot]], die zich uitsprak "voor een herbeoordeling van de Karolingische renaissance"<ref>
==Referenties==
|