Anthonie van der Heim: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k +Appendix ivm aanwezige <ref>
k twee woorden
Regel 22:
'''Anthonie van der Heim''' of '''Antonius van der Heim''' ([[Den Haag]], [[29 november]] [[1693]] - [['s-Hertogenbosch]], [[16 juli]] [[1746]]) was [[raadpensionaris]] van [[Holland]] tussen [[1737]] en [[1746]]. Aangezien zijn instructie hem verbood iets aan de staatsinrichting te veranderen dwz zich niet mocht inspannen om het stadhouderschap te herstellen, deed hij niets om prins [[Willem IV van Oranje-Nassau]] te helpen bij diens pogingen om tot generaal in het [[Staatse leger]] benoemd te worden. Zo'n promotie werd namelijk gezien als een eerste opstap naar het stadhouderschap.
 
Zijn oom was raadpensionaris [[Anthonie Heinsius]]. Van 1709 tot en met 1711 studeerde hij rechten in Leiden. In 1710 begon Van der Heim zijn carrière als secretaris van de Generaliteitsrekenkamer. In deze functie bleek zijn talent voor financiën. In 1727 volgde hij [[Simon van Slingelandt]], die benoemd was tot raadpensionaris van Holland, op als thesaurier-generaal bij de Raad van State. Na het overlijden van Van Slingelandt in 1736 kwam Van der Heim met een aantal anderen in beeld voor het raadpensionarisambt. De pensionarissen van Haarlem en Dordrecht, Visscher (pro Engels) en Teresteijn van Haleweijn (pro Frans) vielen echter af. Na lang aandringen ging de 'neutrale' Van der Heim akkoord mits de instructie zou worden aangepast. Door de nieuwe instructie voelde hij zich teveelte veel beknot. Van der Heim stelde nieuwe teksten voor, die voor een groot deel werden overgenomen. Uiteindelijk kwam men tot elkaar met een compromis tekst en aanvaardde Van hetder Heim de functie.
 
Een belangrijke kwestie tijdens de ambtsperiode van raadpensionaris Van der Heim was het onvermogen van de regenten om de staatsfinanciën te hervormen en de fraude bij de belastinginning te verminderen. De invoering van een unieke en voor Europa zeer vooruitstrevende [[inkomstenbelasting]] tijdens de ambtsperiode van Van der Heim, namelijk de [[Personeele Quotisatie]] in Holland in 1742, bracht niet het gewenste resultaat. Ten gevolge van de tegenvallende opbrengsten en verzet werd deze belasting in 1749 weer opgeheven.