Erfrecht (Nederland): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 31:
# overgrootouders
 
De afstammelingen van een kind, broer, zuster, grootouder of overgrootouder worden bij plaatsvervulling geroepen.<ref>Dit geldt dus niet voor afstammelingen van de partner of de ouders. Het is dus niet zo dat bijvoorbeeld een kind van een erflater ook als plaatsvervuller van de eerder overleden partner van de erflater erft, of een broer als plaatsvervuller van de ouders.</ref>
 
Er zijn dus vier groepen. Uitsluitend de eerst van toepassing zijnde groep erft, elk persoon met een gelijk deel (voor wat groep 1 betreft wordt dit wel zo uitgedrukt dat de partner een [[kindsdeel]] erft). Als iemand uit een groep zelf bij overlijden van de erflater al is overleden, of is onterfd, of verwerpt, maar nageslacht heeft, dan komengeldt de genoemde plaatsvervulling. Dit houdt in dat zijn kinderen gezamenlijk in zijn plaats; dit heet ''plaatsvervulling''komen, en geldt recursief: als een kind is overleden, is onterfd, of verwerpt, wordt zijn deel verdeeld over zijn kinderen, enz. Dit gaat door tot en met familie van de erflater in de zesde [[Verwantschapsgraad|graad]]. Als er ondanks dit systeem van plaatsvervulling geen erfgenaam (bij overlijden van de erflater nog in leven, niet onterfd, niet verwerpend) in de hele groep is, komt alsnog de volgende groep aan bod; gezien de bedenktijd voor verwerpen kan telkens het van toepassing worden van de volgende groep soms pas na een aantal maanden vaststaan.
 
Afstammelingen van een partner worden niet bij plaatsvervulling geroepen, of wat op hetzelfde neerkomt, een eerder overleden partner telt niet als partner. Afstammelingen van een ouder worden ook niet bij plaatsvervulling geroepen. Het is dus niet zo dat bijvoorbeeld een broer van de erflater ook als plaatsvervuller van de ouders kan worden geroepen.
 
Groep 1 vervalt dus onder meer als de erflater bij zijn overlijden geen partner had, en nooit kinderen heeft gehad. Groep 3 is pas aan de orde als groep 2 vervalt, dus bijvoorbeeld een broer van de erflater wordt nooit als plaatsvervuller van de grootouders geroepen.
 
Als er ondanks dit systeem van plaatsvervulling geen erfgenaam (bij overlijden van de erflater nog in leven, niet onterfd, niet verwerpend) in de hele groep is, komt alsnog de volgende groep aan bod; gezien de bedenktijd voor verwerpen kan telkens het van toepassing worden van de volgende groep soms pas na een aantal maanden vaststaan.
 
Voorbeelden: