Aids: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Renee-nn (overleg | bijdragen)
Renee-nn (overleg | bijdragen)
Regel 58:
{{Zie hoofdartikel|hiv}}
[[Bestand:Human Immunodeficency Virus - stylized rendering.jpg|thumb|Dwarsdoorsnede van het Humaan Immunodeficientie Virus (hiv)]]
Aids is een syndroom dat bij mensen meestal veroorzaakt wordt door hiv-1. Er is een stamboom van aidsvirussenhiv-virussen, daarbij wordt verschil gemaakt tussen menselijke virussen (hiv) en, apenvirussen (siv, Simian Immunodeficiency Virus) en kattenvirussen (fiv, Feline Immunodeficiency Virus). De mensvirussen worden onderverdeeld in het veel voorkomende hiv-1 en het zeldzamere hiv-2, dat vooral voorkomt in West-Afrika. Een besmettinginfectie met hiv-1 is (zonder behandeling) voor de meeste mensen fataal, maar mensen die met hiv-2 besmetgeïnfecteerd worden,zijn krijgen niet altijd aids. De aapvirussen kunnen gesplitst worden in een chimpanseevirus, een roodkopmangabévirus en verschillende meerkatvirussen. De verschillen tussen deze virussen komen door verschillen in het erfelijk materiaal, [[Ribonucleïnezuur|RNA]], een stof die sterk op het [[Desoxyribonucleïnezuur|DNA]] lijkt.
 
Het aidsvirushiv-virus behoort tot de [[Retrovirus (Virologie)|retrovirussen]], waarvan het genetisch materiaal bestaat uit RNA (ribonucleïnezuur). RNA dient normaal voor de reproductie van het eigen DNA. Het retrovirus tracht via het DNA van de besmette geïnfecteerde[[Gastheer (biologie)|gastheer]] zijn eigen erfelijk materiaal te vermenigvuldigen.
 
Een [[virus (biologie)|virus]] is geen cel en heeft zelf geen enzymen waarmee een stofwisseling in stand kan worden gehouden. Een virus is daardoor voor zijn vermenigvuldiging aangewezen op levende cellen. Daartoe dringt een virus levende lichaamscellen binnen en dwingt deze om nieuwe virusdeeltjes te maken die gelijk zijn aan het oorspronkelijk binnengedrongen deeltje. Het virale RNA wordt met behulp van enzymen 'vertaald' in DNA. Het virale DNA dringt binnen in het DNA van de gastheercel en zet de gastheercel aan tot het maken van viraal RNA voor hiv.
Regel 66:
Het erfelijk materiaal van virussen is omhuld door eiwitten. Vaak kan een vaccin tegen een virus worden gemaakt door antistoffen tegen die eiwitten te laten opwekken. Helaas kunnen deze eiwitten bij het aidsvirus snel muteren, wat de bestrijding ervan moeilijker maakt. Het is vooralsnog niet mogelijk gebleken om een vaccin te maken om de productie van antistoffen te bevorderen, want die helpen maar tegen één vorm van het eiwitomhulsel. Aangezien dit eiwit mogelijk verder gemuteerd is, heeft een dergelijk vaccin geen blijvend effect. Het tweede nadeel van de snelle mutatie is dat hiv zelf niet getraceerd kan worden. De ziekte wordt dan ook vastgesteld door bloed te testen op aanwezigheid van antistoffen.
 
Als een vrouw met hiv zwanger is, kan haar baby geïnfecteerd met het virus besmet ter wereld komen. Vaker treedt besmettinginfectie pas na de geboorte op, bijvoorbeeld doordat de baby tijdens de bevalling veel bloed van de moeder inslikt of door borstvoeding. Wanneer een moeder [[hiv-remmer]]s slikt is de kans op overdracht zeer klein. De baby zal wel antistoffen hebben, maar die duiden in dit geval niet noodzakelijk op een besmettinginfectie met het virus.
 
Een virus heeft een incubatietijd, dat is de tijd tussen de besmettinginfectie en het uitbreken van de ziekte. Bij aidshiv is de gemiddelde incubatietijd 9 à 10 jaar. Na deze periode wordtkan men dusals pasmen echtniet ziekbehandeld enwordt heeftmet menhiv-remmers aids.ziek Deworden eersteen 9eventueel à 10 jaar is menaids ''seropositief''krijgen.
 
=== Infectierisico ===