Gokautomaat: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Xxmarijnw (overleg | bijdragen)
k Wijzigingen door 2A02:A212:9283:180:E568:2577:4491:BE99 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door 46.144.173.54
Karlbee (overleg | bijdragen)
k De bedrijfstak vindt haar oorsprong in na-oorlogs amusement dat geintroduceerd is door het Amerikaanse leger
Regel 19:
 
== Ontwikkeling ==
 
In traditionele buurtcafés behoorde een gokautomaat tot een van de vaste onderdelen; ze waren in de meerderheid van de Nederlandse kroegen te vinden. Ook snackbars hadden soms een gokautomaat staan. Van de opbrengst ging vaak de helft naar de kroegeigenaar en de andere helft naar de automatenverhuurder, waarbij de opbrengst dermate lucratief kon zijn dat de kroegeigenaar er de huur mee kon betalen. De gokkasten in cafés verdwijnen echter in snel tempo, doordat veel bruine cafés plaats maken voor modernere zaken voor een jonger publiek, voor wie de gokautomaten niet meer interessant zijn. In 2016 waren er nog zo'n 16.000 gokautomaten in de horeca aanwezig, oftewel in ongeveer 20% van de cafés.<ref>Hans van der Beek, 'Je komt om te drinken, niet om te gokken', in: Het Parool, 13 augustus 2016.</ref>
Reeds ver voor de Tweede Wereldoorlog vond er in Nederland enige vorm van amusementsautomaten-exploitatie plaats. Niet alleen in cafes of restaurants maar ook in bijvoorbeeld kapsalons en tabakszaken stonden mechanisch toestellen opgesteld die in zekere zin als voorlopers van de huidige generatie speelautomaten kunnen worden beschouwd. Dergelijke toestellen werden geexploiteerd door ondernemers die ook bezig hielden met de exploitatie van kermisattracties.
 
Een sterke groei in deze markt deed zich voor tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog. De Amerikaanse bevrijders brachten nieuwe mogelijkheden tot ontspanning met zich mee. Behalve flipperkasten en gokkasten werden in verschillende horecagelegenheden ook geluidsdragers zoals jukeboxen opgesteld. De apparatuur was in beginsel slechts naar Europa gebracht om de soldaten van het invasieleger van vermaak te voorzien. Uit de Amerikaans engelse verzamelnaam voor deze apparatuur (coinmachines) kan worden afgeleid dat de consument deze vormen van amusement kon kopen door middel van de inworp van een muntstuk.
 
Nadat de Amerikaanse troepen hun militaire operaties hadden volbracht, lieten een item van de "American way of life"" op het Europese continent achter. De apparatuur leek na het vertrek van de Amerikanen van haar doelgroep verstoken te raken en haar functie te verliezen. Een aantal zakelijk ingestelde cafébezoekers had opgemerkt dat het verkopen van deze apparatuur een gat in de markt was. Met name apparaten waarbij het gokken centraal stond, waren erg populair bij het publiek. In de pioniersjaren was het de ondernemer zelf die stad en land moest afreizen om zijn amusementsapparatuur aam de man te brengen. ( Zie Karel Bukholczer Speelautomaten exploitatie in Nederland, uit Monografie Kansspelen, Gokken op Speelautomaten, redactie Hans Moerland, Arjan van 't Veer)
 
 
In traditioneleTraditionele buurtcafés behoorde een gokautomaat tot een van de vaste onderdelen; ze waren in de meerderheid van de Nederlandse kroegen te vinden. Ook snackbars hadden soms een gokautomaat staan. Van de opbrengst ging vaak de helft naar de kroegeigenaar en de andere helft naar de automatenverhuurder, waarbij de opbrengst dermate lucratief kon zijn dat de kroegeigenaar er de huur mee kon betalen. De gokkasten in cafés verdwijnen echter in snel tempo, doordat veel bruine cafés plaats maken voor modernere zaken voor een jonger publiek, voor wie de gokautomaten niet meer interessant zijn. In 2016 waren er nog zo'n 16.000 gokautomaten in de horeca aanwezig, oftewel in ongeveer 20% van de cafés.<ref>Hans van der Beek, 'Je komt om te drinken, niet om te gokken', in: Het Parool, 13 augustus 2016.</ref>
 
== Wettelijke regulering ==