Macrinus (keizer): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 74:
Een primair probleem was de voortdurende dreiging van een staatsfaillissement, dit als het gevolg van de enorme toename van de kosten voor militair personeel onder de vroege Severische dynastie.<ref>{{aut|[[Thomas Pekáry]]}}: ''Studien zur römischen Währungs- und Finanzgeschichte von 161 bis 235 n. Chr.'' in: ''[[Historia (tijdschrift)|Historia]]'', 8, 1959, blz. 443-489, hier: 479-485.</ref> Keizer [[Septimius Severus]] had de soldij van de legionairs al van 1.200 tot 2.400 [[sestertie|sestertiën]] per jaar verdubbeld. Zijn zoon [[Caracalla]] had een verdere verhoging tot 3.600 sestertiën doorgevoerd. Zo was de soldij, die meer dan een eeuw lang constant was gebleven, in vijftien jaar verdrievoudigd.<ref>Zie over de verhoging van de soldij, {{aut|Robert Develin}}. ''The Army Pay Rises under Severus and Caracalla and the Question of Annona militaris'' in: ''[[Latomus (tijdschrift)|Latomus]]'' 30, 1971, blz. 687-695, hier: 687-692; {{aut|Michael Alexander Speidel}}: ''Heer und Herrschaft im Römischen Reich der hohen Kaiserzeit'', Stuttgart 2009, blz. 350, 415.</ref>
 
Volgens een door Cassius Dio overgeleverde schatting van Macrinus veroorzaakte de verhoging van de soldij door Caracalla alleen al een extra jaarlijkse kostenpost van 280 miljoen sestertiën, dat wil zeggen 70 miljoen [[denarius|denarii]].<ref>{{aut|Cassius Dio}}, 79 (78), 36, 3</ref> Daarnaast had Caracalla de troepen verwend door regelmatige extra eenmalige betalingennbetalingen ([[donativum]]) uit te betalen. De legionairs waren dit als een gewoonterecht gaan beschouwdbeschouwen. Als een verdere zware last op de begroting drukten verder de kosten van Macrinus' vredesverdrag met de Parthen. Deze kosten bedroegen rond de 200 miljoen [[sestertie|sestertiën]].<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78) 27, 1</ref>
 
De toename van de militaire personeelskosten was vanuit oogpunt van de [[overheidsfinanciën|staatsfinanciën]] desastreus. De voorkeursbehandeling van de militairen ging echter ten koste van het economisch productieve deel van de bevolking en de [[monetaire stabiliteit]]. Ook veroorzaakte het bij de verwende soldaten exorbitante verwachtingen. De kloof tussen deze verwachtingen en de noodzakelijke spaardrang creëerde een gevaarlijke situatie voor de keizer. Deze was zich echter bewust van de explosiviteit van de situatie. In een brief aan de stadsprefect van Rome beklaagde hij zich over zijn dilemma: Hij merkte op dat de financiële toestand het niet toestond om de huidige soldij op hetzelfde niveau te houden, zeker niet als aanvulling daarop er nog regelmatig donatieven bij kwamen, aan de andere kant was een vermindering van de soldij niet afdwingbaar.<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78) 36, 2-3.</ref> Gezien dit dilemma zag hij zich gedwongen tot een voorzichtige aanpak. In plaats van naar belastingverhogingen te grijpen of willekeurige [[confiscatie]]s te bevelen, verkocht hij keizerlijk bezit en deed hij een poging om tot kostenbesparingen te komen.<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78), 12, 5-7.</ref> Voor soldaten die reeds in dienst waren, bleef de soldij gelijk aan 3.600 sesertiën, dit om geen rebellie uit te lokken, voor nieuwe rekruten verminderde hij de soldij echter tot 2.400 sestertiën. Hij hoopte dat de veteranen rustig zouden blijven, omdat zij geen financieel verlies leden en dat de makkelijker te controleren nieuwe rekruten geen oproer zouden begonnen.<ref>{{aut|Cassius Dio}}, 79 (78), 28, 2-4.</ref> Net zoals de nieuwe rekruten moesten de leden [[Praetoriaanse Garde]] wel genoegen nemen met een verlaging van hun soldij met 1.200 sestertiën (33,3%), terug naar het niveau dat ook werd betaald in de tijd van [[Septimius Severus]].<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78) 12, 7</ref> Er deed zich echter een door Macrinus niet voorziene ontwikkeling voor. In het door Caracalla voor de veldtocht tegen de Parthen in [[Syria|Syrië]] leger bleken de oudgedienden solidair met de nieuwe rekruten, die hun slechtere betaling niet zomaar wilden accepteren. De oudgediende legionairs vreesden dat zij slechts tijdelijk van deze bezuinigingsmaatregel gespaard bleven en dat hen vroeger of later dezelfde soldijverlaging te wachten stond.<ref>{{aut|Cassisu Dio}}, 79 (78) 29; 79 (78), 36, 1.</ref> Om die reden stiet Macrinus' gedeeltelijke vermindering van de soldij op onverwachte massale weerstand; in zijn brief aan de stadsprefect moest hij de mislukking van zijn loonpolitiek erkennen.<ref>{{aut|Cassius Dio}}, 79 (78) 36. 1</ref> In de laatste fase van zijn regering bevond de keizer zich financieel in een uitzichtloze situatie.