Deutsches Heer: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 6:
Het leger stond in vredes- en oorlogstijd onder bevel van de Duitse keizer, die ook koning van [[Pruisen]] was. Het leger bestond uit de afzonderlijke legers van de [[Bondslanden van het Duitse Keizerrijk|bondslanden]] Pruisen, [[Koninkrijk Beieren|Beieren]], [[Koninkrijk Saksen|Saksen]] en [[Württemberg]]. De soldaten van de overige bondslanden stonden, volgens militaire verdragen, onder Pruisisch bevel of werden bij het Pruisische leger ingelijfd. De Beierse, Saksische en Württembergse legers stonden in vredestijd onder bevel van hun eigen koningen. Beieren had zelfs een eigen ministerie van oorlog.<ref>Haffner, Sebastian. ''Van Bismarck tot Hitler. Het Duitse rijk 1871-1945: een terugblik'', Haarlem 1987, p. 33 - ISBN 9023006615</ref> Het Beierse leger was opgenomen in het Duitse leger als een zelfstandig contingent. De Saksische en Württembergse legers waren opgenomen als zelfstandige [[legerkorps]]en. De overige bondslanden leverden kleinere eenheden, zoals [[regiment]]en of in het [[vorstendom Lippe]] een [[bataljon]].
 
De dienstplichtige soldaten waren afkomstig uit de boeren bevolkingboerenbevolking en de burgerij van het land. Maar het officierskorps was voor het overgrote deel afkomstig uit de aristocratie van het Duitse rijk. Vooral officieren afkomstig van de pruisische landadel (''[[Junker]]s'') hadden een voorname positie in het leger.
 
De keizer werd als opperbevelhebber bijgestaan door de [[Generale Staf]]. De chef van de Generale Staf was belangrijkste adviseur van de keizer op militair gebied en had zodoende veel invloed. Tijdens de [[Eerste Wereldoorlog]] wist de [[Oberste Heeresleitung]] zelfs zoveel macht naar zich toe te trekken dat zij de feitelijke regering van Duitsland werd.