Madeleine Pelletier: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Ecritures (overleg | bijdragen)
+sjabloon vertaling anderstalige wikipedia
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 53:
 
==Studie medicijnen==
Pelletier verdiepte zich in de antropologie. Ze bestudeerde het verband tussen schedelomvang en intelligentie volgens de toentertijd geldende theorie van [[Paul Pierre Broca]]. Charles Letourneau en Léonce Manouvrier, met wie ze samenwerkte, verdedigden de heersende mening dat de man intelligenter is dan de vrouw. Pelletier slaagde er niet in om ze op andere gedachten te brengen. Doordrongen van het bestaan van deze heersende theorie zochtprobeerde ze naar manieren om de veronderstelde lagere intelligentie van vrouwen te weerleggen, door te stellen dat de vrouwelijke schedel minder dik is. Bovendien zou dit ook de vermeende superioriteit van het ‘blanke ras’ gebaseerd op de schedelomvang onderuithalen. Uiteindelijk keerde de ze antropologie de rug toe, omdat ze het niet eens is met de theorie dat intelligentie samenhangt met de schedelomvang. Deze opvatting impliceert dat vrouwen minder intellectuele vermogens zouden hebben. Het weerleggen van deze [[doctrine]], door te stellen dat het schedelbot van de vrouw dunner is, leverde Pelletier weinig bijval op. In november 1902 wordt haar de deelname aan het concours voor studenten psychiatrie geweigerd, omdat alleen personen mogen deelnemen die stemrecht hebben. Omdat vrouwen geen stemrecht hebben, zijn ze dus automatisch uitgesloten van deelname. Daarop stelt ze alles in het werk om deze regel te laten afschaffen. Gesteund door het vrouwenblad '<nowiki/>''[[La Fronde (krant)|La Fronde]]''<nowiki/>' en door enkele juryleden die haar kennen, krijgt Pelletier in 1903 uiteindelijk toestemming om deel te nemen aan het concours. In datzelfde jaar schrijft ze haar [[proefschrift]] getiteld '''L'Association des idées dans la manie aiguë et dans la débilité mentale''<nowiki/>'. In 1906 wordt Pelletier de eerste gediplomeerde vrouwelijke psychiater in Frankrijk.
 
 
==Jaren van strijd==
Vier jaar lang volgde Pelletier intern de opleiding in verschillende psychiatrische instellingen in de buurt van Parijs; eerst in het Sint Anne ziekenhuis en daarna in de inrichting in Villejuif. Daar leert ze collega Constance Pascal kennen, die in hetzelfde jaar met de studie psychiatrie startte. Naast haar studie schrijft ze talloze artikelen die gepubliceerd worden in wetenschappelijke tijdschriften. In 1904 treedt ze toe tot de vrijmetselaars, waarbij ze - ondanks de vele botsingen die ze met andere leden heeft - tot haar dood aangesloten blijft. Vanaf 1906 wijdt ze zich volledig aan de psychiatrie. In maart van dat jaar vestigt ze zich als arts in het [[14e arrondissement (Parijs)|14e arrondissement]] in Parijs. Omdat de praktijk weinig patiënten heeft, laat ze zich op de lijst zetten om nachtdiensten te draaien. Dit betekent dat ze ook ’s nachts gebeld kan worden om hulp te verlenen, waarbij het vaak gaat om de verschoppelingen van de maatschappij. Een politieagent vergezelt haar bij haar nachtelijke werk. In datzelfde jaar wordt ze voorzitter van de feministische groepering 'La solidarité des femmes' (Vrouwensolidariteit), opgericht door [[Eugenie Potorié-Pierre]] en tot dat moment geleid door [[Caroline Kaufmann]]. Ze wordt er met open armen ontvangen, maar het blijkt Pelletier moeite te kosten om de leden tot actie aan te zetten. Ze sluit zich aan bij de [[Section Française de l'Internationale Ouvrière|SFIO]], waar ze de opvattingen van de beweging van [[Jules Guesde]] omarmde. Later raakt ze beïnvloed door het gedachtegoed van de stroming van [[Gustave Hervé]]. In 1909 wordt ze lid van de permanente commissie van de partij en als Hervé gearresteerd wordt, neemt zij zijn plaats in binnen dit hoogste orgaan. In 1910 stelt Pelletier zich kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezingen, maar het bestuursorgaan wijst haar een moeilijk kiesdistrict toe. Hoewel ze meer stemmen krijgt dan de vorige socialistische kandidaat, lijdt ze een nederlaag bij deze verkiezingen.
 
Haar activisme levert weinig resultaten op en ze raakt teleurgesteld in zowel de feministen als de socialisten. Ontmoedigd stapt ze uit de hervéïstische beweging; Gustave Hervé is een nep-[[Revolutie|revolutionair]] volgens haar. Daarnaast zijn haar opvattingen over abortus en de door haar gewenste afschaffing van het gezin als hoeksteen van de samenleving tegen het zere been van de andere SFIO-leden; Pelletier raakte daardoor geïsoleerd binnen de partij. Daarop verlaat ze de partij en zoekt ze toenadering tot de [[Anarchisme|anarchisten]]. Hoewel ze zich niet kan vinden in de kern van het anarchistische gedachtegoed - namelijk het streven naar een maatschappij zonder overheid - vindt ze wel gehoor voor haar opvattingen over [[abortus]], [[neomalthusianisme]] en [[antimilitarisme]]. Tussen 1912 en 1924 werkt ze op onregelmatige basis voor het anarchistische blad 'L’idée libre'. Daarnaast publiceert ze vanaf januari 1914 tot het begin van de oorlog artikelen in het blad 'Le libertaire' en vervolgens weer van 1919 tot 1921. Rond 1912 maakt ze een paar moeilijke jaren door, waarin ze geplaagd wordt door politieketeleurstellingen op politiek en feministischefeministisch tegenslaggebied en financiële problemen.
 
Als ze bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog haar diensten aanbiedt, eerst als arts en later als verplegerverpleegster aan het front, wordt ze afgewezen. Daarop gaat ze werken voor het [[Rode Kruis]], waarbij ze soldaten afkomstig uit alle strijdende landen helpt. In september 1914 komt ze bij het slagveld bij de [[Marne (departement)|Marne]] terecht. Deze ervaring sterkt haar in haar antimilitarisme; ze is ontgoocheld door zoveel ‘domheid van menselijke wezens’. Ze keert zich af van de militante acties om zich te wijden aan de geneeskunde en de wetenschap.
 
==Communistische jaren==
Het SFIO-congres in [[Tours (Indre-et-Loire)|Tours]], in december 1920, betekent een scheuring tussen de communisten, die zich hergroeperen in de Derde Internationale, en de socialisten, die de Tweede Internationale aanhangen. Gegrepen door de idealen van de Russische Revolutie sluit Madeleine Pelletier zich aan bij de nieuwe communistische partij, waar ze ook weer oude tegenstanders tegenkomt. In 1920 start ze met het schrijven van analyses van de werken van Lenin en Trotski voor het socialistische feministische blad La Voix des femmes, dat zich na het congres in Tours onderachter de communistische partij schaart. Binnen de redactie botsen de feministen met degenen die in het communisme eenhet middel zien om gelijkheid van mannen en vrouwen te bereiken. Madeleine Pelletier behoort tot de eerste stroming. Tijdens de vrouwenconferentie van de Derde Internationale in Moskou op 11 juni 1921 wordt haar plaats echter ingenomen door Lucie Colliard, aanhanger van de tweede stroming.

Omdat ze met eigen ogen de ‘verworvenheden’ van sovjet Rusland wil zien, vooral op het gebied van sekse-gelijkheidseksegelijkheid, reist Madeleine er in het geheim op eigen houtje naartoe. Die reis loopt uit op een teleurstelling omdat de realiteit van armoede, hongersnood en politieke vervolgingen in niets lijkt op het gedroomde ideaal. Toch blijft ze geloven in het communistische ideaal en zoekt ze de oorzaken voor de kwalen van de Sovjet Unie onder andere in de strijd tegen de kapitalistische machten en de apathie van het volk.
Bij terugkeer in Frankrijk, in de herfst van 1921, beschrijft ze haar ervaringen in het blad la Voix des femmes. De communistische partij wil graag controle uitoefenen over de gepubliceerde artikelen, maar omdat dit niet lukt bij la Voix des femmes start de partij een eigen blad, l’Ouvrière. Tussen juli 1923 en juli 1924 werkt Madeleine Pelletier voor dit blad. Daarnaast schrijft ze stukken voor anarchistische kranten zoals Le Semeur du Normandie, waarin ze in 1923 haar afkeer uit voor de politiek van terreur die Leon Trotski aanhangt. Ze keert zich steeds verder af van de communistische partij en in 1926 stapt ze uiteindelijk uit de partij. Ze gelooft nog steeds in het communistische ideaal en ze erkent dat de Sovjet Unie vooruitgang gerealiseerd heeft voor het volk, maar het bolsjewisme is in haar ogen een grote mislukking.
 
==Haar laatste jaren==
Na het verlaten van de communistische partij blijft Madeleine Pelletier anarchistische bijeenkomsten bezoeken. In die periode verbetert haar financiële situatie en kan ze zich een huis veroorloven in Gif-sur-Yvette, haar rijbewijs halen en een auto kopen. Ondanks deze veranderingen in haar privéleven blijft ze haar standpunten verkondigen en actie voeren tegen sociale misstanden. Zo schrijft ze voor verschillende kranten en neemt ze deel aan debatten rond feministische en communistische thema’s. Ook neemt ze stelling tegen het opkomende fascisme. Vanaf 1925 bestrijdt ze het fascisme van Mussolini in Italië, maar ze ageert ook tegen de nationalistische splintergroeperingen in Frankrijk. Op een congres in januari 1928 keert ze zich tegen de nationaalsocialistische partij, opgericht door Gustave Hervé, haar oude kameraad bij de SFIO.
In 1927 werkt ze mee aan de linkse krant ''Plus loin'', die ze in 1930 weer verlaat, samen met een aantal andere schrijvers. Ze sluit zich in 1934 aan bij de ‘anarchistische encyclopedie’, het project van Sébastien Faure, waarvoor ze onder de naam ‘Doctoresse Pelletier’ het artikel ''Internement'' schrijft, tegen onterechte gedwongen opnames. Andere onderwerpen zijn het gezin, het moederschap, het onderwijs, kindermoord, secularisatie, feminisme, marxisme en de communistische partij.
Hoewel ze geen lid meer is van de communistische partij blijft ze wel communist, en in 1932 wordt ze lid van de Parti d’unité proletarienne (proletarische eenheidspartij), opgericht door Paul Faure. Het merendeel van de leden bestaat uit teleurgestelde oud-leden van de communistische partij en personen die uit de partij zijn gezet. Ze wordt secretaris van de vrouwencommissie van deze nieuwe partij, een functie die ze bij andere partijen altijd weigerde. In datzelfde jaar nodigt Henri Barbusse haar uit om zitting te nemen in de Raad van bestuur van de anti-imperialistische beweging. Daarop bezoekt ze in Amsterdam het congres van deze beweging (27-30 augustus) wat in 1933 leidt tot haar toetreding tot de Mouvement Amsterdam-Pleyel (de Amsterdam-Pleyel -beweging). Dit verbond verenigt de deelnemers aan het congres in Amsterdam en de deelnemers aan het Europese congres tegen oorlog en fascisme, gehouden van 4 tot 6 juni in de Salle Pleyel in Parijs. Naast het schrijven van artikelen om haar denkbeelden te ventileren, verpakt ze haar ideeën ook in fictie. In 1933 schrijft ze bijvoorbeeld ''La Femme vierge'', een autobiografische roman, en het utopische verhaal ''La vie nouvelle'', waarin ze haar communistische ideaal beschrijft.
Haar militante houding voor geboortebeperking levert Madeleine Pelletier veel vijanden op. In 1933 wordt ze aangeklaagd omdat ze een abortus zou hebben uitgevoerd. De aanklacht vervalt echter en ze wordt uiteindelijk niet vervolgd. Ondanks haar penibele situatie gaat ze door met actie voeren, tot haar lichamelijke conditie haar dwingt om haar strijd tijdelijk te staken. Door een beroerte is ze halfzijdig verlamd geraakt, waardoor ze in 1937 haar vrienden van de Faubourg-club om geld moet vragen om in haar levensonderhoud te voorzien. In 1939, een periode waarin ‘engeltjesmaaksters’ fel bestreden worden, wordt Madeleine gearresteerd omdat ze geholpen zou hebben bij een abortus bij een 13-jarig meisje dat door haar broer verkracht was. Ze claimt onschuldig te zijn, waarop het gerechtshof oordeelt dat ze, gezien haar fysieke conditie (verlamming), inderdaad geen abortus had kunnen uitvoeren. Ze wordt echter wel veroordeeld tot verplichte opname, omdat ze een gevaar voor zichzelf, voor haar medemensen en voor de openbare orde zou zijn. Daarop komt ze terecht in de inrichting van Sint Anne, en later in Epinay-sur-Orge, waar ze op 29 december op 65-jarige leeftijd sterft aan de gevolgen van een beroerte.
 
==Haar engagement==
Madeleine Pelletier kan geschaard worden onder de meest strijdbare feministes, en in vergelijking met de meeste Franse feministes met wie ze omgaat, is ze een enormezeer doordrammervasthoudend. In 1906 wordt ze gekozen tot voorzitter van de feministische groepering La solidarité des femmes, maar waar zijzelf staat voor haar idealen, is ze teleurgesteld door het gebrek aan actiebereidheid binnen de groep. Na het schrijven van ''La femme en lutte pour ses droits'', in 1907, bekogelt ze de ramen van een stembureau met stenen, om haar woorden kracht bij te zetten. Een week daarvoor had Hubertine Auclert een stembus omver gegooid. Deze twee incidenten zijn de meest ‘gewelddadige’ acties tijdens de eerste feministische golf in Frankrijk. In december 1907 start Madeleine het blad ''La Suffragiste''. Omdat ze altijd op zoek is naar actie, vertegenwoordigt ze in 1908 La solidarité des femmes tijdens de feministische manifestaties in Hyde Park in Londen, waar gestreden wordt voor het kiesrecht voor vrouwen. Madeleine is onder de indruk van de grote opkomst, en ook van de vastberadenheid van de vrouwen, die er niet voor terugdeinzen om geweld te gebruiken. Eens te meer betreurt ze de voorzichtigheid die het Franse feminisme kenmerkt.
Als radicaal feminist is ze van mening dat vrouwen alleen politiek actief kunnen worden als ze niet per definitie zijn uitgesloten van stemrecht. Daarnaast moeten ze mogelijkheden krijgen om economisch onafhankelijk te worden, zodat ze een andere seksuele moraal kunnen nastreven. Dat is de reden dat ze streeft naar totale gelijkheid tussen de seksen. Ze is een voorstander voor militaire dienstplicht voor vrouwen, want, zo redeneert ze, als blijkt dat vrouwen in staat zijn om hun land te verdedigen, is het onmogelijk om ze hun politieke rechten te ontzeggen. Ze verdedigt dit idee in de krant van Gustave Hervé, waarna ze het hevig met elkaar aan de stok krijgen.
In de maatschappij zijn vrouwen ondergeschikt aan mannen, simpelweg omdat ze daar vanaf hun geboorte toe gedwongen worden. Madeleine Pelletier is een van de eerste feministen die het idee van ‘gender’ aanhaaltaan de orde stelt en dit beschouwt als een van de oorzaken van de heersende sekseongelijkheid. De samenleving is ingericht naar mannelijke, dominante waarden, terwijl de vrouwelijke waarden worden weggezet als een onbetekenend detail. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen, bijvoorbeeld op politiek gebied, is de enige manier om deze situatie te veranderen. Vrouwen hoeven zich dan niet meer van nature minderwaardig te voelen, alleen omdat hen dat, in alle sociale klassen, wordt opgelegd door de maatschappij. Dat is de enige manier om zich te bevrijden van het maatschappelijke juk. Om de autonomie van vrouwen verder te bevorderen moeten het huwelijk en het gezin worden afgeschaft om plaats te maken voor andere samenlevingsvormen zoals communes.
Omdat Madeleine Pelletier pleit voor het recht op abortus, krijgt ze zware kritiek te verduren van de leden van de SFIO en de neomalthusisten met wie ze contact heeft. Volgens haar hangt vrijheid voor vrouwen nauw samen met goede seksuele voorlichting, seksuele vrijheid zoals mannen die ook hebben, en het zelfbeschikkingsrecht over het eigen lichaam. Samen met Nelly Roussel hamert ze op het belang van seksuele voorlichting voor meisjes.
Door haar manier van kleden draagt ze ook haar ideeën uit: zo heeft ze kort haar en draagt ze herenkleding, zonder hiervoor de verplichte ‘travestievergunning’ aan te vragen bij het politiebureau. Voor haar is deze masculinisatie, door het dragen van een kostuum met een hoed, een blijk van emancipatie van de vrouw. Volgens historica Christine Bard ‘heeft ze een hekel aan haar vrouwelijkheid en probeert ze die te ontkennen’. Haar feminisme is subversief en welbewust grensoverschrijdend, vooral wat betreft haar eisen voor het recht op zelfverdediging en het laten meetellen van vrouwen op militair gebied. Om deze eisen kracht bij te zetten draagt ze een revolver bij zich.
Madeleine praktiseert een ‘militante maagdelijkheid’, dat wil zeggen dat ze weigert hetero- of homoseksuele relaties aan te gaan. Dit vormt een marginale stroming binnen het feminisme, die ze deelt met haar vakzuster Arria Ly. Het moederschap beschouwt ze als een van de oorzaken van de minderwaardigheid van de vrouw. Ze spreekt zich uit tegen het huwelijk en tegen de vrije liefde maar is voorstander van het celibaat, net zoals van de volledige gelijkheid voor vrouwen en van het recht op abortus. Ze haalt fel uit naar de wat zij noemt ‘kanten feministen’, die hun decolleté gebruiken als teken van bevrijding. Volgens Madeleine is dit juist vernederend voor vrouwen. Zoals ze zelf zegt: ‘ik laat de mijne (borsten) zien zodra mannen broeken gaan dragen waarin je hun …. kunt zien’. Ze is radicaal, soms zelfs ronduit agressief in haar opvattingen en ze is zeer teleurgesteld door het merendeel van de feministen die ze te benepen en te bang zijnvindt.
 
==Socialisme==
In 1906 wordt ze lid van de SFIO, waar ze zich hard maakt voor de vrouwenrechten. Zo legt ze in november van dat jaar een voorstel neer bij het partijcongres om vrouwen kiesrecht te geven. Dit voorstel wordt unaniem (minop zes stemmen na) aangenomen. Na deze ogenschijnlijke overwinning verandert er echter niets,; vanuit de partij wordt geen actie ondernomen om een wet in te dienen voor het stemrecht voor vrouwen. Zowel binnen de feministische beweging als binnen de socialistische partij strijdt ze met hetzelfde fanatisme voor haar zaak. In een artikel voor de krant La Guerre sociale verdedigt ze het plegen van aanslagen tegen steunpilaren van het kapitalistische bolwerken. Als vooraanstaand lid van de hervéïstische beweging ziet ze politieke actie als voorbode van een burgeroorlog. Goed beschouwd is de Franse Republiek voor haar een bedrieglijke illusie waarom de onderwerping van de arbeidersklasse blijftte laten voortbestaan. Om zich hieraan te ontworstelen moeten de arbeiders zich verenigen en een revolutie ontketenen.
Neomalthusianisme
Binnen de SFIO komt Madeleine in aanraking met de ideeën van het neomalthusianisme. Geboortebeperking kan in deze optiek arbeiders helpen om uit de armoede te raken en om hun kinderen een betere opleiding te geven. De krant La Guerre sociale biedt haar een podium voor artikelen over dit thema, maar de minachting voor vrouwen zonder seksuele relatie kwetst haar, als ‘militant celibatair’. Ze schrijft veel over de neomalthusiaanse theorie, waaronder een stuk getiteld ''Le droit à l’avortement'' in het blad Le Malthusien in september 1911.
Vrijmetselarij
In 1904 meldt ze zich aan als vrijmetselaar bij de voor vrouwen toegankelijke loge Philosophie sociale, onderdeel van de Grande loge symbolique écossais (GLSE). Ze ziet dit als een politieke leerschool waar vrouwen, omringd door intellectuelen en vrijdenkers, hun ideologieën kunnen ontwikkelen. Meteen na haar toetreding voert ze een campagne onder de vrijmetselaarsloges om vrouwen toe te laten.
In september 1904 haalt ze Louise Michel over om ook lid te worden van haar loge en samen met haar organiseert ze een debat over de toetreding van vrouwen in de vrijmetselarij. Omdat van vrouwen gedacht wordt dat ze vaak religieus zijn, stuit deze bekeringsdrang op weerstand binnen de vrijmetselarij. Bovendien veroorzaken Madeleines acties voor vrijheid voor vrouwen op het gebied van abortus en anticonceptie onenigheid binnen haar loge. In 1906 wordt ze secretaris van de GLSE. Een stevig meningsverschil met een van de broeders dwingt haar om haar loge Philosophie sociale te verlaten, waarna ze overstapt naar de loge Diderot. Ze legt haar hele ziel en zaligheid in de beweging, zo schrijft ze voor het bulletin L’Acacia en neemt ze zitting in de commissie van het ''Bulletin hebdomadaire des travaux de la maçonnerie''. Ze is de eerste vrouw in de geschiedenis met een dergelijke functie binnen de vrijmetselarij, waar vrouwen in veel loges niet welkom zijn.
Binnen de loge Diderot wordt ze achtbare meester. Daarnaast is ze aangesloten bij de loge La nouvelle Jerusalem, waar ze echter in 1906 een maand wordt geschorst na een hevige interne ruzie. Omdat Madeleine Pelletier steun krijgt van andere loges, stapt La nouvelle Jerusalem uit de GLSE om zich bij la Grande loge de France aan te sluiten, waarbij alle vrouwen uit de loge gezet worden. Terwijl ze strijdt voor toegankelijkheid voor vrouwen in de vrijmetselarij, heeft dit incident juist het tegengestelde effect. De loges van de oude stempel leggen de schuld van de onrust bij de gemengde loges en willen niet meer dat ze bijdragen aan het bulletin. Door hevig verzet van Madeleine Pelletier wordt dit voorstel ingetrokken, waarop de loges Le Grand Orient de France en la Grande loge de France besluiten het bulletin op te heffen. Kort daarop starten ze een nieuw bulletin waaraan de gemengde loges niet mogen deelnemen.
In 1907 wordt Madeleine uit de GLSE gezet, maar ze blijft achtbare meester van de loge Stuart Mills, in 1906 opgericht door de GLSE ter vervanging van La nouvelle Jerusalem.
Korte tijd later wordt Stuart Mills onafhankelijk. Hoewel ze niet meer welkom is bij de GLSE, blijft Madeleine aanhanger van de vrijmetselarij. Na de oorlog sluit ze zich aan bij de gemengde loge Droit Humain opgezet door Maria Deraismes. In 1937 wordt ze lid van de pacifistische vrijmetselaarsbroederschap Mundia.
 
==Haar denkbeelden==
Het gedachtengoed dat Madeleine Pelletier ontwikkelt vóór de Eerste Wereldoorlog blijft redelijk ongewijzigd, waarbij de ideeën van Sigmund Freud en Alexandra Kollotaï haar sterken in haar opvattingen. Zo ziet ze een nauwe samenhang tussen het individuele gedachtengoed en de maatschappij. De psychologie van het individu wordt gevormd door sociale interactie, waardoor de maatschappij zich ontwikkelt. Morele waarden staan niet meer op zichzelf maar hangen samen met de regels binnen de sociale klasse waartoe iemand behoort. Vooral arbeiders zouden zich moeten verenigen om het individualisme van de gegoede burgerij te bestrijden. Ze moeten zich daarbij vooral niet laten verblinden door de typische burgerprincipes van natie en vaderland. De enige manier om een beter leven te krijgen voor de arbeiders begint volgens haar met een revolutie. In 1913 schrijft ze in Justice sociale: ‘Alle, of bijna alle vooruitgang op sociaal gebied komt voor uit revoluties.’ Om deze revolutie te leiden, en om meer in het algemeen de maatschappij te leiden, is een hoog ontwikkeld persoon nodig, een gids die uitstijgt boven het gemiddelde niveau van de bevolking. Een dergelijke maatschappij, voortgekomen uit de proletarische revolutie, zal collectivistisch zijn maar zeker niet meteen de ideale samenleving vormen. De revolutie is slechts het begin van de hervorming van de maatschappij, en niet een doel op zich.
Volgens haar kan alleen een ‘verlichte avant-garde’ deze verwachtingen realiseren. Zo denkt ze dat ‘de kracht van het feminisme te vinden is bij de intellectuele elite van het land, dat wil zeggen bij een groep ontwikkelde en hoog opgeleide mannen en vrouwen die weten welke kwesties er spelen in de wereld, en die niet gehinderd worden door seculiere vooroordelen.’ Op basis van deze gedachte gaat ze ervan uit dat de arbeidersklasse de laatste klasse is waar het feminisme voet aan de grond zal krijgen. Naar haar idee moet het feminisme voor vrouwen een vanzelfsprekendheid worden, een manier van leven die de boventoon voert. Zo schrijft ze in 1909: libertair, socialistisch, syndicalistisch, pacifistisch, vrouwen zijn van alles een beetje, maar ze zouden er beter aan doen om puur feministisch te worden, en daarnaar te leven.
 
==Boeken en publicaties==
Madeleine Pelletier schrijftheeft verschillende boeken metover hetvrouwenrechten thema vrouwenrechtengeschreven:
* La Femme en lutte pour ses droits (1908), L'Émancipation sexuelle de la femme (1911),
* Le Droit à l'avortement (1913) et L'Éducation féministe des filles (1914).
 
Daarnaast publiceertheeft ze politieke essays :
* Idéologie d'hier: Dieu, la morale, la patrie (1910), Philosophie sociale, les opinions, les partis, les classes et Justice sociale (beide uit 1913).
 
Tot haar andere belangrijke werken behoort ''Mon voyage aventureux en Russie communiste'', waarin ze vertelt over haar illegale reis naar sovjet Sovjet-Rusland in 1921. De tekst wordt eerst gepubliceerd in het blad ''La voix de la femme,'' en in 1922 als boek uitgegeven. Vanaf 1926 schrijftschreef Madeleine Pelletier utopische romans en in 1933 publiceertpubliceerde ze haar autobiografie: ''La femme vierge''.
 
==Bronnen en noten==