Andalusisch-Arabisch: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 2:
'''Andalusisch-Arabisch''', ook wel bekend als Iberisch-Arabisch, is een uitgestorven dialect van het [[Arabisch]] dat werd gesproken in [[Al-Andalus]] (het huidige [[Spanje]] en [[Portugal]]). Het behoort tot de Maghrebijnse dialecten en is nauw verwant aan het [[Marokkaans-Arabisch]]. Eeuwenlang was het de meeste gesproken taal op het Iberisch schiereiland. Het werd een uitgestorven taal nadat de [[Morisken]] (''Moriscos'') tijdens de ''[[Reconquista (Spanje)|reqonquista]]'' werden verdreven door de kruisvaarders. Het gebruik ervan bleef tot op zekere hoogte in Noord-Afrika na de uitzetting, hoewel Andalusische sprekers snel werden geassimileerd door de Maghrebijnse gemeenschappen waarnaar ze vluchtten. Het dialect van de Noord-Marokkaanse Jbela's is een voortzetting van het Andalusisch-Arabisch.
 
Andalusisch-Arabisch wordt nog steeds gebruikt in Andalusische muziek en heeft de dialecten van steden als [[Sfax]], [[Fez]], [[Rabat]], [[Nedroma]], [[Tlemcen]], [[Blida]] en [[Cherchell]] aanzienlijk beïnvloed. Het wordt nog steeds gebruikt door gemeenschappen van de nazaten van Morisken (Andalusische moslims) in steden zoals [[Tanger]] en [[Tetouan]] in [[Marokko]] en [[Testour]], [[Ghar al Milh]] en Sfax in Tunesië, die Moriskenvluchtelingen verwelkomden. Het oefende ook enige invloed uit op [[Mozarabisch]], [[Spaans]]e (met name [[Andalusisch]]e), [[Ladino]], [[Catalaans]]e), [[Portugese]], klassiek Arabische en de Magrebijnse dialecten.
 
Het Arabisch in Andalusië lijkt zich snel te hebben verspreid en is over het algemeen oraal gebruikt in de meeste delen van Al-Andalus tussen de 8e en de 15e eeuw. Het aantal sprekers heeft naar schatting een piek bereikt bij ongeveer 5-7 miljoen sprekers rond de 11e en 12e eeuw voordat het slinkt als gevolg van de Reconquista, de geleidelijke maar niet aflatende overname door de christenen. In 1502 werden de moslims van Granada gedwongen te kiezen tussen bekering en ballingschap; degenen die zich bekeerden, werden de Morisken genoemd. In 1526 werd deze vereiste uitgebreid tot de moslims elders in Spanje ([[Mudejar|Mudéjars]]). In 1567 vaardigde [[Filips II van Spanje]] een koninklijk besluit uit in Spanje dat Morisken verbood het gebruik van het Arabisch bij alle gelegenheden, formeel en informeel, in woord en geschrift. Het gebruik van het Arabisch in welke zin dan ook zou als een misdaad worden beschouwd. Ze kregen drie jaar de tijd om een ​​'christelijke' taal te leren, waarna ze zich van al het Arabische geschreven materiaal moesten ontdoen. Dit veroorzaakte een van de grootste Morisco-opstanden. Toch bleef Andalusisch Arabisch in bepaalde delen van Spanje in gebruik tot de uiteindelijke uitzetting van de Morisken aan het begin van de 17e eeuw.