Amin al-Hoesseini: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Neutrale tekst teruggezet.
zie overleg over Jabotinski
Regel 1:
[[Bestand:MAal-Husayni.jpg|thumb|Hadj Mohammad Amin al-Hoesseini]]
'''Mohammad Amin al-Hoesseini''' (ook gespeld als ''al-Husayni'', ''el-Husseini'' of anders, [[Arabisch]]: محمد أمين الحسيني; [[Jeruzalem]], ca. [[1897]] - [[Beiroet]], [[4 juli]] [[1974]]) was deeen [[Palestijnen|Palestijns]]-[[Arabieren|Arabische]] [[Moeftinationalisme|Groot moeftinationalist]] vanen Jeruzalem, een Palestijnsals [[nationalismeMoefti|nationalistGroot moefti]] envan Jeruzalem een [[islam]]itisch leider.
 
Mohammed Amin al-Hoesseini was een telg van de oude prominente Al-Hoesseini-familie van moefti's in Jeruzalem en afstammeling van Hoessein, de kleinzoon van de Profeet [[Mohammed]].<ref>Elpeleg, p. 1</ref> Deze familie onderhield goede betrekkingen met de [[Ottomaanse Rijk|Osmaans]]e regering. Zijn belangrijkste posities waren die van Groot[[moefti]] van Jeruzalem en president van de Hoogste Moslim Raad.(Supreme Muslim Council).
Regel 9:
===Educatieve en politieke activiteiten===
Begin 1917 keerde Amin al-Hoesseini naar Jeruzalem terug en had verschillende administratieve banen ten dienste van het regeringsleger in Jeruzalem.
In juli 1919 had hij een actieve rol bij de organisatie van het Pan-Syrische Congres in [[Damascus]] door deelname van een Palestijnse vertegenwoordiging. Terug in Jeruzalem werd hij leraar op de Rashiddiyyah Hogeschool. Ook werd hij politiek actief in zijn verzet tegen de zionistische immigratie in Palestina, zowel tegen de Britten als tegen de zionistische Joden, vanwege de [[Balfourverklaring]] die in 1917 onder invloed van de [[Zionistische Wereldorganisatie]] door de Britten was aangenomen. Bij discussies met de Britten over de toekomst van Palestina en zijn oppositie tegen de invloed van de Joden kreeg hij steun van islamitische- en christelijke organisaties. Hij streefde naar beëindiging van de opbouw van een Joods nationaal tehuis en het verkrijgen van [[onafhankelijkheid (staatkunde)|onafhankelijkheid]] van Palestina.
 
In april 1920 speelde hij zijn eerste politieke rol tijdens dehet Nabi[[Nebi MusafestiviteitenMusa-pogrom]] dat in de Joodse wijk van Jeruzalem was uitgebroken. Amin al-Hoesseini, zijn oom Musa Kazim al-Hoesseini, burgemeester van Jeruzalem, en krantenredacteur Aref al-Aref zoudenhadden de Arabische menigte, die in de stad was vanwege het [Nabi Musa oproer|Nebi Musa-feest]], hebben opgehitst. Ermet brakenslogan's rellenals uit met''Slacht de Joden, dieaf zich- erde blijkbaarregering opstaat voorbereidaan hadden.onze Nadat een vlag van een Palestijn uit [[Hebron (Palestina)|Hebron]] in brand was gestoken, sloeg de vlam in de pan.kant''.<ref>Yitzhak Reiter (2017), ''Contested Holy Places in Israel–Palestine: Sharing and Conflict Resolution'', Taylor & Francis, p. 5</ref> Bij de onlusten die ontstonden kwamen vijf Joden en vier Arabieren om het leven. Musa Kazim al-Hoesseini werd na de onlusten werd afgezet als burgemeester afgezet; Amin al-Hoesseini en Aref al-Aref werden door het Britse militaire hof tot 10 jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens ophitsing. Amin al-Hoesseini was gevlucht en werd in afwezigheid veroordeeld. [[Ze'ev Jabotinski]] werd tot 15 jaar gevangenisstraf veroordeeld.
 
===Grootmoefti van Jeruzalem===
Regel 17:
De Britse Hoge commissaris van het [[Mandaatgebied Palestina]] [[Herbert Samuel]] verleende hem daarop in 1921 [[amnestie]] en benoemde hem tot Grootmoefti van Jeruzalem. Kort daarna werd hij ook benoemd als president van de Moslem Supreme Council en van het Islamitische Hof. Hierna ontwikkelde hij zich in korte tijd tot een belangrijk politiek leider met aanzienlijke [[Waqf]]-fondsen onder zijn beheer<ref>Yitzhak Reiter (1996), ''Islamic Endowments in Jerusalem Under British Mandate'' , Frank Cass & Co.</ref> en voerde een krachtige oppositie tegen de voortgaande vestiging van Joden in Palestina. Met zijn uitgesproken opvattingen riep hij weerstand op van de even machtige maar gematigde familie Nashashibi, waarvan Raghib al-Nashashibi burgemeester van Jeruzalem was.
 
Zijn positie wendde hij aan om in moskeeën predikers aan te stellen en aan het hof rechters te benoemen die hem steunden in zijn anti-zionistischjoods beleid. Diegenen onder de Arabieren die weerstand boden aan zijn beleid, zoals de machtige stam en grootgrondbezitters van de Nashashibis, die een meer gematigde lijn voorstonden, werden op vrijdagmorgen in de moskeeën met naam en toenaam als verraders van de islam genoemd en kregen te horen dat ze uit de moslimgemeenschap gestoten werden, zodat ze niet meer volgens islamitische riten konden trouwen en begraven worden. De grote fondsen in zijn beheer wendde hij aan om krachtig nationalistische propaganda te voeren, wapens uit Syrië en [[Transjordanië]] te smokkelen en zijn medestanders te bewapenen en op te leiden. Vervolgens werden pogroms in Jeruzalem, [[Safed]], [[Tiberias]] en [[Hebron (Westelijke Jordaanoever)|Hebron]] uitgevoerd na oproepen van al-Hoesseini, niet gericht tegen Joodse immigranten maar tegen eeuwenoude Joodse gemeenschappen. Vooral in Hebron werd verschrikkelijk huisgehouden. In 1931 werden 26 moordenaars van al-Hoesseini's milities door het Britse Militaire hof ter dood veroordeeld, waarvan uiteindelijk drie ervan werden terechtgesteld.{{Bron?|In deze alinea wordt alles over één kam geschoren en op conto van al-Hoesseini|2017|08|25}}
 
Amin al-Hoesseini genoot in de periode tot de [[Tweede Wereldoorlog]] in alle Arabische en islamitische landen groot gezag en was populair omdat hij als vooraanstaand politicus ook een charismatisch leider was.