Eiken-haagbeukenbos: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k WPCleaner v1.29 - Link naar doorverwijspagina aangepast. Help mee! - Mergel
k dubbel lidwoord met AWB
Regel 14:
Het '''eiken-haagbeukenbos''' (''Stellario-Carpinetum'') is een [[associatie (vegetatiekunde)|associatie]] uit de [[klasse van de eiken- en beukenbossen op voedselrijke grond]], een [[plantengemeenschap|bosplantengemeenschap]] die voorkomt op matig voedselrijke tot voedselrijke, [[leem|lemige]] bodems, en gekenmerkt wordt door de [[abundantie (ecologie)|dominantie]] van [[haagbeuk]], [[hazelaar (plant)|hazelaar]] en [[klimop]] en een zeer diverse voorjaarsflora.
 
Deze associatie is in Vlaanderen en Nederland vrij zeldzaam. Ze omvat zes [[sub-associatie (vegetatiekunde)|sub-associatie]]s.
 
==Naamgeving, etymologie en codering==
Regel 26:
* [[Natura 2000]]-code: 9160 - Sub-Atlantische en Midden-Europese wintereikenbossen of eiken-haagbeukenbossen behorend tot het Carpinion betuli
* [[BWK-karteringseenheid]]: Eiken-haagbeukenbos (qa) en eiken-haagbeukenbos op mergel (qk)
 
 
De naam ''Stellario-Carpinetum'' is afgeleid van de wetenschappelijke namen van twee belangrijke soorten binnen deze klasse, de [[grootbloemige muur]] (''Stellaria holostea'') en de [[haagbeuk]] (''Carpinus betulus'').
Regel 32 ⟶ 31:
== Kenmerken ==
===Algemeen===
Het eiken-haagbeukenbos omvat oude, zeer structuur- en soortenrijke bossen, kenmerkend voor matig voedselrijke tot voedselrijke bodems op een zware, slecht doorlaatbare ondergrond van [[leem]], [[klei]], [[zandleem]] of [[keileem]], al dan niet afgedekt met een laag leemhoudend [[zand]]. De bodemvochtigheid is meestal hoog in de winter en in het voorjaar, maar veel lager in de zomer. In Nederlands [[Zuid-Limburg (Nederland)|Zuid-Limburg]], in de Belgische [[Voerstreek]] en in [[Wallonië]] komt dit bostype ook voor op drogere standplaatsen op [[mergel (sedimentologie)|mergel]] of op [[kalksteen]].
 
Het eiken-haagbeukenbos vormt het eindstadium in de [[natuurlijke successie]], de [[climaxvegetatie]], ontstaan uit een opeenvolging van [[struweel]]gemeenschappen en andere bosgemeenschappen door de geleidelijke toename van de voedselrijkdom ([[humus]]) in de bodem.
 
Meer specifiek ontstaat de sub-associatie ''orchietosum'' in Zuid-Limburg en in de Voerstreek uit de [[associatie van hazelaar en purperorchis]], en kan ze daar door kapbeheer terug in overgaan.
 
===Structuur===
Regel 50 ⟶ 49:
 
====Sub-associatie ''orchietosum''====
Het '''eiken-haagbeukenbos met purperorchis''' of orchideeënrijke eiken-haagbeukenbos komt voor op steile hellingen met een ondiepe, [[kalk]]rijke ondergrond, en wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van kalkminnende orchideeën als de [[mannetjesorchis]] (''Orchis mascula''), [[purperorchis]] (''Orchis purpurea'') en zeldzamer de [[bergnachtorchis]] en het [[bleek bosvogeltje]], maar waar ook [[eenbes]], [[ruig viooltje]], [[christoffelkruid]], [[heelkruid]], [[ruig viooltje]] en [[rood peperboompje]] kunnen worden aangetroffen. Deze vegetatie is zeer gevoelig voor verruiging en gebrek aan onderhoud, waardoor [[bosrank]] en [[klimop]] de bovenhand nemen.
 
[[Syntaxoncode]] voor Nederland is 43Ab1b, [[BWK-karteringseenheid|BWK-karteringseenheden]] voor Vlaanderen zijn het '''eiken-haagbeukenbos op mergel''' (qk) en het '''beukenbos op mergel''' (fk).
Regel 87 ⟶ 86:
[[Bestand:Fünf mal zwei Blütenbätter.JPG|thumb|150px|right|Grootbloemige muur]]
 
Het eiken-haagbeukenbos heeft voor België en Nederland een twintigtal [[kensoort]]en, die echter niet alle even algemeen zijn.
 
In de boomlaag zijn de [[haagbeuk]] en de [[winterlinde]] kenmerkende soorten voor deze associatie, naast de [[zoete kers]] en de [[gewone es]] als kensoorten voor de klasse. De [[zomereik]] is eveneens zeer frequent voorkomend en dikwijls de dominante boomsoort. De [[beuk (boom)|beuk]] is opvallend afwezig.
 
In de struiklaag is het zeldzame [[rood peperboompje]] de enige kensoort, maar komt vooral de [[hazelaar (plant)|hazelaar]] zeer frequent en [[abundantie (ecologie)|abundant]] voor, met daarnaast de [[gewone vlier]] en de [[wilde lijsterbes]].
 
De kruidlaag telt een vijftiental kensoorten, vooral de [[mannetjesvaren]], de [[boszegge]], en het [[donkersporig bosviooltje]]. Verder komen praktisch alle kensoorten van de klasse met hoge tot redelijk hoge [[presentie (vegetatiekunde)|presentie]] in deze vegetatie voor, vooral de de [[klimop]], de [[gewone salomonszegel]], de [[bosanemoon]], de [[gevlekte aronskelk]], het [[schaduwgras]], het [[gewoon speenkruid]] en de [[bosandoorn]]. Naast deze kensoorten zijn de [[hondsdraf]], de [[bosrank]] en de [[eenbes]] frequent voorkomende kruiden. De naamgevende [[grootbloemige muur]] komt eveneens voor in [[bronbos]]sen en kan niet als kensoort worden beschouwd.
 
In de [[moslaag]] zijn slechts enkele minder algemene [[bladmossen]] kenmerkend.
 
De voor België en Nederland belangrijkste soorten zijn:
Regel 588 ⟶ 587:
 
====Eiken-haagbeukenbos====
Het '''eiken-haagbeukenbos (qa)''' komt voor als oude, door [[zomereik]], [[gewone es]], [[gewone esdoorn]], [[zoete kers]] en [[haagbeuk]] gedomineerde bossen op matig voedselrijke [[leem]]- en [[zandleem]]bodems, grenzend aan [[elzen-eikenbos]]sen of andere beekbegeleidende bostypes, en op plateaus en hellingen met een [[hangwater]]tafel.
 
====Beukenbos met voorjaarsflora zonder wilde hyacint====
Regel 607 ⟶ 606:
 
==Bedreiging en bescherming==
De meeste eiken-haagbeukenbossen bevinden zich op voedselrijkere gronden, zijn daardoor weinig gevoelig voor voedselaanrijking, [[verdroging]] en [[verzuring]] en gedijen het best met een beheer van 'niets doen'.
 
De bossen van de ''orchietosum''-subassociatie daarentegen danken hun ontstaan aan een eeuwenlang [[middenbosbeheer]], waarin bij elke kapcyclus de bovenstaanders werden gespaard. Het stopzetten van dit beheer leidt snel tot verruiging, waarbij de bodem bedekt wordt met klimop en daardoor ongeschikt wordt voor de ontwikkeling van orchideeën.
Regel 614 ⟶ 613:
* {{Aut|J.Schaminée, K.Sýkora, N.Smits & M.Horsthuis}}, 2010: ''Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland''. KNNV Uitgeverij, Zeist.
* [http://www.veldwerkplaatsen.nl/bestanden/Field_Guide_Dutch_plantcommunities_2008_Sykora.pdf {{Aut|K.Sýkora}}, 2008: ''Field Guide Dutch Plant Communities. Species composition and ecology'']
* {{Aut|Decleer, K. (red.)}}, 2007: ''Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgisch deel van de Noordzee. Habitattypen, dier- en plantensoorten''. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO.M.2007.01, Brussel, 584 p. {{ISBN |978-90-403-0267-1}}
* [http://www.inbo.be/docupload/1505.pdf {{Aut|L.Durwael, B.Roelandt, L.De Keersmaeker & N.Lust}}, 2002: ''Systematiek van natuurtypen voor Vlaanderen: 10. Bossen''. Verslag van het Instituut voor Natuurbehoud 2002.]
*[http://www.inbo.be/files/bibliotheek/06/172506.pdf {{Aut|Cornelis J., Hermy M., De Keersmaeker L. & Vandekerkhove K.}} (2007): ''Bosplantengemeenschappen in Vlaanderen. Een typologie van bossen op basis van de kruidachtige vegetatie.'' Rapport INBO.R.2007.1. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek en K.U.Leuven, afdeling Bos, Natuur en Landschap in opdracht van de Vlaamse Overheid, agentschap voor Natuur en Bos, Brussel.]
* {{Aut|Vriens L., Bosch H., De Knijf G., De Saeger S., Guelinckx R., Oosterlynck P., Van Hove M. & Paelinckx D.}} (2011). ''De Biologische Waarderingskaart. Biotopen en hun verspreiding in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest''. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. INBO.M.2011.1, Brussel. {{ISBN |9789040303142}}
----
{{References}}