Markgraafschap Ename: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Witger (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Witger (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 39:
 
De mark Ename werd vervolgens vermoedelijk toegewezen aan hertog Gozelo. Toen deze in 1044 kwam te overlijden besliste de Duitse keizer Hendrik III de mark toe te vertrouwen aan paltsgraaf [[Otto van Lotharingen]]. Op de hofdag van Goslar, 7 april 1045, werd deze tot hertog van Zwaben aangesteld en werd de mark Ename tegelijk aan een zoon van [[Boudewijn V van Vlaanderen]] toegewezen.
Toen deze zich in 1047 samen met zijn vader aansloot bij de opstand van [[Godfried II van Lotharingen|Godfried met de baard]] werd het Vlaamse gravengeslacht zowel het rijksleen Ename als de mark [[mark Valencijn|Valenciennes]] ontnomen. Ename werd opnieuw toegewezen aan de paltsgraaf van Lotharingen, op dat ogenblik paltsgraaf [[Hendrik I van Lotharingen]].
 
[[Boudewijn V van Vlaanderen]] rebelleerde vervolgens tot omstreeks 1054 tegen het keizerlijk gezag, maar dolf tot tweemaal toe het onderspit tijdens de keizerlijke vergeldingsacties. In 1056 onderwierp Boudewijn zich en zweerde te Keulen een eed van trouw aan het rijk. Hij ontving echter niet onmiddellijk de investituur in de mark Ename. Het rijksleen kwam uiteindelijk aan Vlaanderen door bemiddeling van de regent tijdens de minderjarigheid van de Duitse koning Hendrik IV, aartsbisschop [[Anno II van Keulen]]. De toewijzing gebeurde vermoedelijk tussen april 1062 en uiterlijk 4 augustus 1063.