Estland: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Geschiedenis: changed a ) to ,
Regel 36:
 
Na de invoering van de [[Lutheranisme|lutherse]] [[reformatie]] werd de 'Ordensstaat' [[Secularisering|geseculariseerd]], hetgeen een zodanige verzwakking vormde dat in 1561 het noordelijk deel van Estland ([[Hertogdom Estland (1561-1721)]]) onder de Zweedse, en het zuidelijk deel, samen met het huidige Letland, onder de [[Koninkrijk Polen (1385-1569)|Poolse]] koning kwam. Dat veranderde de interne verhoudingen weinig. De pogingen tot rekatholicering door Polen boekten nauwelijks resultaat. In 1621 moest het verzwakte Polen zijn deel afstaan aan Zweden en waren het huidige Estland en Letland een Zweedse provincie geworden.
Na de [[Grote Noordse Oorlog]] veroverde [[Rusland]] het gebied in 1721. De Duitstalige elite ([[Baltische Duitsers]] of ‘Deutschbalten’) bleef echter haar machtspositie behouden tot aan het einde van de [[19e eeuw]]. Zij bestuurde de Russische provincie Estland, het noorden van het huidige Estland), als een autonome provincie, en dat was ook het geval met de provincie Lijfland, waarvan het noordelijk deel sinds 1918 ook tot het huidige Estland behoort, en het zuidelijk deel tot het huidige Letland. In deze twee provincies bekleedden de Baltische Duitsers als dienaren van de tsaar hoge functies in bestuur en leger, terwijl de Esten lijfeigenste boeren waren en in de steden de onderklasse vormden. In de laatste decennia van de 19de eeuw ontwikkelde zich langzaam een nationaal-Estische burgerij naast die van de Duitse Balten. De aanstoot daartoe werd gegeven vanuit de kring van lutherse theologen en predikanten, zelf als regel Baltische Duitsers. De Esten versterkten daarmee hun nationale bewustwording zonder die met de kerk te verbinden. Immers, voor hen was de lutherse kerk een onderdrukkend machtsinstrument in handen van de Duitsbaltische 'Ritterschaft', die de ontwikkeling van een Estische én lutherse kerk blokkeerde, zodat enkele tienduizenden Esten zich uiteindelijk tot de Russische orthodoxie lieten bekeren, nadat het Tsarenregime hen daarvoor rechtspositionele en materiële voordelen toezegde.
De emancipatie van de Esten en van de Estische taal kwamen pas vanaf 1860 van de grond onder invloed van het moderne [[nationalisme]]. Tot 1918 werd deze emancipatie onderdrukt door de russificeringspolitiek. Na 1918 werd Estisch de nationale staatstaal. Na 1944 bleef dat pro forma ook het geval, maar het Russisch nam in feite de rol van dominante taal over.