Late oudheid: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 121:
=== Van de rijksdeling in 395 tot de verovering van Rome in 410 ===
[[Bestand:Roman empire 395.jpg|thumb|Het Romeinse Rijk bij de dood van Theodosius I in 395 n.Chr.]]
{{Zie ook|[[Theodosiaanse dynastie]]}}
Theodosius verenigde het rijk nog eenmaal, en voor korte tijd, vóór het na zijn dood onder zijn zonen [[Flavius Honorius|Honorius]] (in het Westen) en [[Arcadius van Byzantium|Arcadius]] (in het Oosten) in 395 tot een definitieve rijksdeling kwam. De tijdgenoten zagen deze deling, die toevallig de laatste in een lange rij was, niet als een keerpunt. En in de praktijk werd het principe van de rijkseenheid ook verder uitgedragen. De wetten van de keizer golden voor het gehele rijk en de consuls uit het Westen werden, tot de afschaffing van het consulaat onder Justinianus, net zo goed in het Oost-Romeinse Rijk erkend als omgekeerd de Oost-Romeinse consuls in het Westen. Desondanks groeiden de beide rijkshelften na 395 feitelijk steeds verder uit elkaar. Het West-Romeinse Rijk stond er rond 400 economisch slechter voor dan het Oosten. Aan het begin van de regering van Arcadius werd het afgebroken conflict met het West-Romeinse Rijk over het bezit van [[Illyricum]] bijgelegd. Arcadius en Honorius waren nog tieners toen ze aan de macht kwamen. De werkelijke macht lag in de handen van de respectievelijke [[Magister militum]].
 
Regel 126 ⟶ 127:
In 408 werd Stilicho, met medeweten van zijn schoonzoon Honorius, omgebracht, hij werd verdacht van het samenspannen met Alarik.
 
Nu had Alarik vrij spel en in 410 [[Plundering van Rome (410)|plunderde hij Rome]] en schaakte de halfzus van de keizer, [[Galla Placidia]] . Alhoewel Rome al lang niet meer de hoofdstad van het westelijke deel van het Romeinse Rijk was, was het nog steeds een prestigeobjektprestigeobject. Vooral mentaal was dit een enorme schrok voor de Romeinen. De val van Rome was een waarschuwing; voor de heidenen was dit een onweerlegbaar teken dat de goden het rijk wilden straffen voor de afvalligheid. [[Augustinus van Hippo]] schreef als reactie daarop zijn grootste werk ''[[De Civitate Dei]]'' („Over de Staat Gods“), als direct antwoord op deze stelling.
 
Het Westen verloor definitief de imperialistische controle over zijn rijk. Door Germanen en Hunnen bedreigd, waarbij altijd het gevaar dreigde van een staatsgreep door een legeraanvoerder, uitgespeeld, en deels door ongeschikte keizers geregeerd, verloor het [[West-Romeinse Rijk]] keer op keer zijn belangrijkste provincies aan de Germanen en lokale grootgrondbezitters. Deze grootgrondbezitters hadden veel te verliezen, en kozen dan uit noodzaak ook vaker de kant van de Germanen en andere 'barbaarse' volkeren. Toen de bevolking van [[Britannia (Romeinse provincie)|Britannia]] in 410 om hulp vroegen tegen de invallende [[Saksen (volk)|Saksen]], antwoordde keizer Honorius dat ze voor zichzelf moesten zorgen. Britannia was voor goed verloren.