Zenuwcel: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 26:
Een '''zenuwcel'''<ref name="Pinkhof2012">Everdingen, J.J.E. van, Eerenbeemt, A.M.M. van den (2012). ''Pinkhof Geneeskundig woordenboek'' (12de druk). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.</ref> of '''neuron'''<ref name="Arnaudov">Arnaudov, G.D. (1964). ''Terminologia medica polyglotta. Latinum-Bulgarski-Russkij-English-Français-Deutsch.'' Sofia: Editio medicina et physcultura.</ref><ref name="NH3">International Anatomical Nomenclature Committee (1989). ''Nomina Histologica.'' Edinburgh: Churchill Livingstone.</ref><ref name="TH">Federative International Committee on Anatomical Terminology (FICAT) (2005). ''Terminologia Histologica. International terms for human cytology and histology.'' Philadelphia/Baltimore/New York/London/Buenos Aires/Hong Kong/Sydney/Tokyo: Wolter Kluwers-Lippincott Williams & Wilkins.</ref><ref name="Pinkhof2012"/> is een bepaald type [[Cel (biologie)|lichaamscel]], behorend tot de belangrijkste elementen van het [[zenuwstelsel]].
 
Een mens heeft naar schatting 100 miljard zenuwcellen. Verreweg het grootste deel daarvan bevindt zich in het [[centraal zenuwstelsel]] ([[hersenen]] en [[ruggenmerg]]). Zenuwcellen zijn de informatie- en signaalverwerkers van het lichaam. Een specifiek kenmerk van zenuwcellen is dat ze prikkelbaar zijn; ze kunnen signalen ontvangen en doorgeven zonder verlies van signaalsterkte. In de hersenen bevinden zich circuits van zenuwcellen die een groot aantal lichaamsfuncties regelen en ook verantwoordelijk zijn voor ons [[Verstand|denkvermogen]].
 
==Ontdekking==
[[Antoni van Leeuwenhoek]] beschreef al in 1718 zenuwvezels. Hij dacht dat het holle buisjes waren; in 1781 interpreteerde [[Felice Fontana]] ze echter als dunne maar massieve cilinders.<ref name="Pannese">Ennio Pannese, "Neurocytology - Fine Structure of Neurons, Nerve Processes, and Neuroglial Cells," 2de uitgave, Springer 2015.</ref>
 
De specifieke vorm van zenuwcellen werd voor het eerst in beeld gebracht dankzij het gebruik van [[zilverchromaat]], een nieuwe [[contraststof]] ontdekt door [[Camillo Golgi]] in 1873 (zie [[golgikleuring]]). Vanaf 1888 gebruikte [[Santiago Ramón y Cajal]] die techniek om de schakelingen te analyseren in een groot aantal gebieden van de hersenen. Hij was de belangrijkste vertegenwoordiger van de ''neuronentheorie,'' de voor die tijd revolutionaire veronderstelling dat het zenuwstelsel ook uit afzonderlijke cellen bestaat zoals alle andere weefsels. Golgi en Cajal deelden in 1906 de [[Nobelprijs voor deFysiologie geneeskundeof Geneeskunde|Nobelprijs voor Geneeskunde]].<ref name="Bear">Mark F. Bear, Barry W. Connors en Michael A. Paradiso, "Neuroscience - Exploring the Brain," 4de uitgave Wolters-Kluwer 2016.</ref>
 
De logische volgende stap was de analyse van de ''synaptische transmissie,'' het mechanisme waarmee één zenuwcel een signaal doorgeeft aan een andere. Vooral in de jaren 1930 en 1940 woedde een felle controverse tussen enerzijds voorstanders van een elektrische stroom als verklaring, en anderzijds degenen die volhielden dat de transmissie binnen de synaps scheikundig van aard was. De experimenten van [[Stephen Kuffler]] in 1942 en van [[Paul Fatt]] en [[Bernard Katz]] in 1952 beslechtten het pleit grotendeels in het voordeel van scheikundige overbrenging, hoewel latere experimenten aantoonden dat met name bij ongewervelde dieren ook elektrische connecties voorkomen.<ref name="Pannese"/>
Regel 37:
== Morfologie ==
Op basis van hun vorm zijn zenuwcellen in te delen als volgt:
* '''Unipolair'''; Deze zenuwcellen hebben maar één uitloper; het axon. Vertakkingen hiervan dienen als ontvangende structuren, maar er zijn geen aparte dendrieten. Deze zenuwcellen komen voornamelijk voor in [[ongewerveldongewervelden]]en.
* '''Bipolair'''; Bipolaire zenuwcellen hebben twee uitlopers; een axon en een dendriet. De dendriet ontvangt informatie uit het [[perifeer zenuwstelsel]], het axon stuurt deze informatie door naar het [[centraal zenuwstelsel]].
* '''Multipolair'''; De meeste zenuwcellen in het zenuwstelsel van [[gewervelden]] zijn multipolair. Ze hebben één axon en meerdere dendritische vertakkingen, die uitlopen vanuit verschillende plekken op het cellichaam.
Regel 56:
 
== Fysiologie ==
Langs een zenuwvezel worden impulsen doorgegeven door verandering van de elektrische [[potentiaal]] over de celmembraan, de zogenoemde [[actiepotentiaal]]. Hoewel dit wel een [[elektriciteit|elektrisch]] fenomeen is, gaat het hier niet om simpele geleiding van elektriciteit: er treedt een verandering op van [[concentratiegradiënt]]en van ionen over het celmembraan waardoor het potentiaalverschil tussen de binnenkant en de buitenkant van de cel verandert en deze verandering breidt zich langs de uitlopers van een zenuwcel uit, enigszins vergelijkbaar met het zich verplaatsen van het vlamfront in een stuk [[lont]]. De snelheid van een impuls die door een zenuw wordt geleid is dan ook vele malen kleiner dan die van een elektrische puls in een koperen draad. Bij snelle vezels gaat dat met grotere snelheid (maximaal tussen de 70 en 120 meter per seconde) dan bij langzame vezels. De snelste [[zenuw]]en zijn de motorische zenuwen die naar de grote skeletspieren gaan. De snelheid waarmee het signaal zich voortplant is afhankelijk van de dikte van zowel de [[myelineschedemyeline]]schede als van de diameter van de zenuw. Bij de 'langzaamste' zenuwvezels ligt de voortplantingssnelheid tussen de 1 en 2 m/s.
 
== Depolarisatieproces van de celmembraan ==
Regel 69:
 
== Synaps ==
Aan het eind van de weg van een zenuwimpuls door een neuron moet de impuls gebruikt worden om een volgende zenuw te prikkelen. Zo niet, dan gaat de informatie in de impuls verloren. Neuronen kunnen elkaar impulsen overbrengen via [[synaps]]en. Een synaps is een verbinding tussen twee neuronen waardoor een impuls kan worden overgedragen. Bij een synaps is contact tussen twee neuronen. Het signaal kan daar als een elektrisch signaal worden overgedragen, maar wordt meestal overgedragen door chemische stoffen, zogenaamde neurotransmitters [[neurotransmitter]]s. Deze [[neurotransmitters]] worden meestal bij het eind van een axon geproduceerd en overgedragen op een dendriet van een ander neuron maar er zijn ook synapsen tussen axonen en het cellichaam of tussen dendrieten onderling.
 
De meeste synapsen zijn chemisch, vaak tussen het eind van een axon (het presynaptisch neuron) en het (postsynaptisch) neuron. Als een impuls bij het uiteinde aankomt worden de [[calciumkanaal|calciumpoorten]] geopend waardoor calciumionen het presynaptisch neuron binnenstromen. Die calciumionen zorgen ervoor dat met neurotransmitter gevulde blaasjes (zogenaamde vesikels) met het celmembraan van het axon versmelten. De neurotransmitters komen dan in de smalle ruimte tussen axoneinde en postsynaptisch neuron (de zogenaamde synaptische spleet). Ze steken de kloof over en hechten aan de overkant op [[natriumkanaal|natriumpoorten]] die natriumionen naar binnenlaten. In rusttoestand is de poort dicht maar als er de geschikte neurotransmitter neerstrijkt op de buitenkant van de poort, gaat het enige tijd open. In het voorgaande stuk over impulsgeleiding zie je dat na het openen van de natriumpoorten natriumionen door het celmembraan naar binnen trekken en het celmembraan depolariseren. Dit kan het begin zijn van een impuls die zich door het volgende neuron gaat voortplanten.
Regel 80:
 
== Onderzoek naar zenuwcellen ==
Met name door onderzoek aan [[Dierproef|proefdieren]] is er veel bekend over zenuwcellen. In de jaren 60 van de twintigste eeuw is er veel onderzoek gedaan door middel van [[laesie]]-onderzoek. Hierbij wordt er een snee in een zenuwcel gemaakt en werd onderzocht wat het effect hiervan is. Vaak leidde dit tot [[neurale degeneratie]], de afbraak van deze zenuwcel. In de jaren zeventig kwam een nieuwe techniek op: [[retrograde tracing]] en [[anterograde tracing]]. Door middel van deze technieken kan een zenuwcel aangekleurd worden, zodat de ligging hiervan onderzocht kan worden.
Een nog verfijndere techniek is die van de [[virus tracing]]. Hierbij kunnen de verbindingen en zenuwbanen gevolgd worden. Het probleem hierbij is dat een zenuwcel zeer veel verbindingen kan hebben.