Spatie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Die link staat al onder het artikel 'Onjuist spatiegebruik', waar hij meer op zijn plaats is.
Mar(c) (overleg | bijdragen)
k Link naar doorverwijspagina gerepareerd (Monotype naar Monotype (zetmachine)), met behulp van pop-ups
Regel 14:
 
In oudere teksten werden ook woorden wel gespatieerd om ze te benadrukken, of om aan te geven dat het om een (boek)titel ging. In het handschrift (ook wel kopij genoemd) kon dat op verschillende manieren worden aangegeven:
* met staande strepen: s|p|a|t|i|ë|r|i|n|g in het handschrift
* met een stippellijn onder de woorden
* met een slingerlijntje onder de woorden<ref>{{aut|L. Ronner, Jac. van der Kamp}}: ''Van leerling tot zetter'', pagina 22. N.V. Drukkerij "De Nieuwe Tijd" Amsterdam, 1915</ref>
In die woorden werden dan "vliesjes" of "halve punten" door de handzetter tussen de letters gezet, en soms zelfs hele punten. Dergelijk dunne spaties waren meestal van rood en geel koper gemaakt.
 
In druk komt dat dan tot uiting als: s p a t i ë r i n g.
 
Op een beeldscherm, waar alleen hele spaties ingelast kunnen worden, is dit eigenlijk niet goed te imiteren. Mede daardoor is dit gebruik tegenwoordig grotendeels vervangen door woorden ''cursief'' of '''vet''' te maken.
Regel 30:
In de letterkast waren spaties met diverse breedtes beschikbaar. Die breedtes waren vaak gerelateerd aan de corpsgrootte van de letter in de kast: kwadraten, pasjes, kwarten, achtsten, maar ook spaties op 1/3 of 1/6 corpsbreedte. De smalst beschikbare spaties zijn ½, 1 en 1½ punt breed.
 
Handzetters stonden lange tijd op stukloon: tot ver in de negentiende eeuw werd een handzetter geacht ongeveer 800 kwadraten per uur te zetten. Enkel dan kon hij voldoende verdienen voor zichzelf en zijn gezin. In 12 punt is dat een oppervlak van 40 regels op 20 cicero breed. In zes punt 40 regels van 10 cicero.
 
Dit had gevolgen voor de typografie van de uitgaven in die tijden:
* Als een woord in de [[zethaak]] stond, werd standaard een pasje (!) gebruikt als spatie.
* Er werd "gemeerderd", niet "geminderd".
 
Het "helpt" echt als pasjes worden gebruikt om aan de 800 kwadraten te komen. Daarbij had een handzetter geen enkel belang bij het "minderen" van de spatiebreedte, als bijvoorbeeld een woord net niet op de regel kon. Minderen kostte veel tijd, zeker als over de hele regel een even brede spatie wordt nagestreefd. Minderen leverde minder oppervlak op, en dat scheelde aanzienlijk in de verdiensten.
 
De ruime spatiebreedte die men aantreft in achttiende- en negentiende-eeuwse boeken, is dan ook niet het gevolg van esthetische overwegingen, maar puur het gevolg van economie; namelijk de manier waarop de betrokken vaklieden werden betaald.
 
Begin twintigste eeuw was het vooral [[Jan Tschichold]], die in zijn geschriften tegen deze praktijk ten strijde trok en een lans brak voor een kleinere spatiebreedte tussen de woorden. Om twee redenen kon dat toen wel ingang vinden:
* de invoering van uurlonen in de zetterij: de handzetter had geen belang meer bij brede spaties.
* de invoering van de hete-lood-zetmachines: [[Linotype]], [[Intertype]], [[Ludlow (gietmachine)|Ludlow]], [[Monoline]], [[Typograph]] en [[Monotype (zetmachine)|Monotype]].
 
Het duurde nog een lange tijd voordat een kleinere spatiebreedte de norm was geworden, en ook de handzetters hun oude gewoonten hadden afgezworen.